7.1.2
Mechanische en elektrische controle
Levensgevaar door spanning aan de motorklemmen bij draaiende rotor
Door de permanente magneten in de rotor is in de motor continu een magnetische stroom
aanwezig. Bij elke draaibeweging van de rotor treedt elektrische spanning aan de
motorklemmen op. Hierdoor bevindt zich ook aan de uitgangsklemmen van de omvormer
elektrische spanning via de verbindingskabels. Het aanraken ervan kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
• Voorkom tijdens werkzaamheden aan het aandrijfsysteem elke beweging van de motor-as.
• Demonteer de rotor zonder aanlopen.
• Zorg ervoor dat de lagerisolatie niet is overbrugd.
• Door de juist geconfigureerde besturing en toerentalbewaking is gewaarborgd dat de
maximale toerentallen zoals vermeld op het vermogensplaatje niet worden overschreden.
• Zorg voor de correcte aansluiting en werking van de eventueel aanwezige aanvullende
inrichtingen voor de motorbewaking.
7.1.2.1
Elektrische aansluiting controleren
Elektrische aansluiting
• Controleer of alle aard- en potentiaalvereffeningsverbindingen correct zijn uitgevoerd.
• De machine overeenkomstig de voorgeschreven draairichting aansluiten.
• Vergewis u er door een adequaat geconfigureerde besturing en toerentalbewaking van dat
geen hogere toerentallen worden aangestuurd dan in de technische gegevens worden
toegelaten. Vergelijk hiervoor de gegevens op het typeplaatje of eventueel de
installatiespecifieke documentatie.
• Houd de minimale isolatieweerstand aan.
• Houd de minimale luchtafstanden aan.
• Sluit de eventueel aanwezige extra inrichtingen voor de machinebewaking volgens de
voorschriften en gebruiksklaar aan.
• Controleer de onberispelijke werking van de aanwezige remmen of terugloopblokkeringen.
• Stel aan de bewakingsinrichtingen de waarden voor 'Waarschuwing' en 'Uitschakelen' in.
• Zorg ervoor dat temperatuurgevoelige onderdelen, zoals leidingen, geen contact maken
met de machinebehuizing.
1FZ ashoogte 280
Bedieningshandleiding, 02/2022, A5E51698715A
7.1 Maatregelen voor de inbedrijfstelling
Inbedrijfname
79