Inbedrijfname
7.1 Maatregelen voor de inbedrijfstelling
Controleer na de montage en voor de inbedrijfstelling van de installatie het volgende:
• De machine is niet beschadigd.
• De machine is correct volgens de voorschriften gemonteerd en uitgelijnd.
• De aandrijfelementen zijn afhankelijk van het type correct ingesteld.
Bijv. uitlijnen en uitbalanceren van koppelingen, riemspanningen bij riemaandrijving,
tandkrachten en tandflankspeling bij afdrijftandwielen, radiale en axiale speling bij
gekoppelde assen.
• Alle bevestigingsschroeven, verbindingselementen en elektrische aansluitingen zijn met de
voorgeschreven aanhaalmomenten aangetrokken.
• De bedrijfsvoorwaarden stemmen overeen met de voorziene gegevens volgens de
technische documentatie, bv. met betrekking tot de beschermingsklasse, de
omgevingstemperatuur,....
• Beweeglijke delen, bijv. de koppeling, moeten vlot lopen.
• Alle maatregelen voor de contactbescherming voor bewegende en spanningvoerende delen
zijn genomen.
• Ingeschroefde hefogen zijn na het opstellen verwijderen of geborgd tegen loskomen.
• Monteer de afdekkingen voordat u de machine in bedrijf neemt zodat de juiste koeling van
de machine is gewaarborgd.
• Zorg ervoor dat de aanwezige condenswateropeningen altijd op het laagste punt van de
machine zijn aangebracht.
Tweede asuiteinde
Als het tweede asuiteinde niet wordt gebruikt:
• Beveilig de pasveer tegen wegslingeren en let erop dat de rotorbalancering "H" (normale
uitvoering) tot ca 60% van de massa is gereduceerd.
• Zeker het ongebruikte aseinde door afdekkingen tegen aanraking.
Gevaar van de IP-beschermingsklasse door beschadigde asafdichtringen.
Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
• Beschadigde onderdelen dienen onmiddellijk te worden vervangen.
78
Bedieningshandleiding, 02/2022, A5E51698715A
1FZ ashoogte 280