Montage
5.6 Machine monteren
4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden
boven de schroefdraadboringen liggen.
5. Plaats de machine volledig aan de tegenflens zodat deze volledig aansluit.
6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten en vervang de stabouten als laatste.
5.6.2.4
Verticale bouwvorm met flens
De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens
van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van
de exploitant van de installatie.
Als de machine geen standaardflens bezit, richt de machine dan passend op de werkmachine uit.
Handelwijze
De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenfles
uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering
schaden.
1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken.
2. Schroef de twee stabouten aan de tegenoverliggende kanten in de flenswinding van de
werkmachine. De stabouten dienen als positioneerhulp.
3. Plaats de machine langzaam over de werkmachine in de centrering, zodat deze nog net geen
contact maakt. Bij te snel neerzetten kan de centrering worden beschadigd.
4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden
boven de schroefdraadboringen liggen.
5. Zet de machine volledig op de tegenflens neer, zodat deze volledig rust en verwijder de
stabouten.
6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten.
5.6.3
Rotorvergrendeling verwijderen
Als een rotorkleminrichting op de machine aanwezig is, verwijder deze dan zo laat mogelijk;
bijvoorbeeld pas voor het ophijsen van het aangedreven element of het aandrijfelement.
Opslag rotorkleminrichting
Bewaar de rotorkleminrichting. Deze moet bij een eventuele demontage en volgend transport
van de machine weer worden gemonteerd.
58
Bedieningshandleiding, 02/2022, A5E51698715A
1FZ ashoogte 280