Montage
5.3 Montage voorbereiden
5.3.2.2
Isolatieweerstand en polarisatie-index van de wikkeling controleren
Isolatieweerstand meten
1. Neem de aanbevelingen in acht in de bedieningshandleiding van het gebruikte
isolatiemeetapparaat.
2. Aard andere wikkelingen, ingebouwde wikkelingstemperatuurvoeler en indien nodig
andere aan- en inbouwonderdelen.
3. Meet de temperatuur van de wikkeling en de isolatieweerstand van de wikkeling tegen de
machinebehuizing. De temperatuur van de wikkeling mag bij de meting 40 °C niet
overschrijden.
4. Reken de gemeten waarden van de isolatieweerstand volgens de formule om naar de
referentietemperatuur van 40 °C. Hiermee is een goede vergelijking met de aangegeven
minimale waarden gegarandeerd.
5. Lees de isolatieweerstand af 1 min na het aanleggen van de meetspanning.
6. Ontlaad de wikkeling na de meting.
50
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning aan de klemmen
Bij en onmiddellijk na de meting van de isolatieweerstand of van de polarisatie-index van de
wikkeling hebben de klemmen gedeeltelijk gevaarlijke spanningen. Bij aanraking kan dit
zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
• Bij aangesloten netleidingen dient u te waarborgen dat er geen netspanning kan worden
ingeschakeld.
Als geen netleidingen zijn aangesloten, vermindert dit de invloed van de periferie op de
meting.
• Ontlaad de wikkeling na de meting tot het gevaar is uitgesloten, bijvoorbeeld met de
volgende maatregelen:
– Verbind de aansluitklemmen met het aardpotentiaal, totdat de nalaadspanning tot
een ongevaarlijke waarde is gedaald.
– Klem de aansluitkabel vast.
Bedieningshandleiding, 02/2022, A5E51698715A
1FZ ashoogte 280