2.
Knip de begrenzingsdraad of
geleidingsdraad af met een draadtang op de
plaats waar het verlengstuk moet worden
geplaatst.
3.
Voeg draad toe aan de locatie waar het
verlengstuk moet worden geplaatst.
4.
Plaats de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad in positie.
5.
Plaats de draaduiteinden in een koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u de uiteinden van
de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
door het transparante gedeelte van de
koppeling heen kunt zien.
6.
Duw met een waterpomptang op het dopje
van de koppeling om de draden in de
koppeling te bevestigen.
7.
Positioneer de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad met staken.
8.
Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.9 Na de installatie van het product
3.9.1 Visuele controle van het laadstation
uitvoeren
1.
Controleer of de led-indicator op het
laadstation groen brandt.
1411 - 006 -
2.
Als de led-indicator niet groen is, controleert
u de installatie. Zie
Het indicatielampje op
pagina 31 en Laadstation monteren op
pagina 20 .
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
Voordat u het product voor de eerste keer gaat
gebruiken, moet u de basisinstellingen uitvoeren.
1.
Plaats het product in het laadstation.
2.
Druk 3 seconden lang op de knop AAN/UIT.
Let op: Als de accu bijna leeg is, moet het
product worden opgeladen voordat u het
product kunt inschakelen.
3.
Druk op de pijltoetsen en de knop OK.
Selecteer taal, land, datum en tijd. Stel de
wizard en de pincode in. Zie Wizard op
pagina 24 .
Let op: Het is niet mogelijk om 0000 als
pincode te gebruiken.
4.
Druk op de knop Start en sluit de klep om de
geleidingskalibratie te starten.
Let op: Als de accu bijna leeg is, moet het
product de accu's opladen voordat de
geleidingskalibratie wordt gestart. Zie
Geleidingskalibratie op pagina 23 .
3.9.3 Geleidingskalibratie
Het kalibratieproces verloopt automatisch en stelt
een zo breed mogelijke doorrijbreedte in om het
risico van spoorvorming op het gazon te
beperken.
Let op: Het product beweegt altijd binnen de
doorrijbreedte, maar de afstand tot de
geleidingsdraad wordt afgewisseld.
De geleidingskalibratie begint wanneer het
product het beginpunt bereikt. Het product
beweegt aan de linkerkant loodrecht van de
geleidingsdraad af (gezien in de richting van het
laadstation) op een maximale afstand van 1.35
m / 4.4 ft. of tot het de begrenzingsdraad of een
obstakel raakt. Deze afstand wordt ingesteld als
de maximale doorrijbreedte. Wanneer de
geleidingskalibratie is voltooid, beweegt het
product langs de geleidingsdraad naar het punt
waar de geleidingsdraad is aangesloten op de
Installatie - 23