6
Instructies om energie te besparen
Zuinig verwarmen
• Gebruik het klokprogramma door het automatisch bedrijf te
activeren. Stel de gewenste kamertemperaturen voor de be-
drijfsmodi verwarmen en sparen in op uw persoonlijke tem-
peratuurwensen. Pas het klokprogramma aan op uw
persoonlijke levensstijl.
– Verw. hoog
= comfortabel wonen
– Verw. laag
= actief wonen, afwezig of slapen
• Stel in alle ruimte de thermostaatkranen zodanig in, dat de
gewenste kamertemperatuur ook kan worden bereikt. Ver-
hoog de temperaturen voor de bedrijfsmodi pas wanneer na
langere tijd de gewenste kamertemperatuur niet wordt be-
reikt.
• Wanneer de bedieningseenheid in uw woning aanwezig is,
kan deze voor optimalisering van de regelnauwkeurigheid,
na betreffende instelling, de kamertemperatuur registreren.
Voorkom inwerking door externe warmte (bijvoorbeeld zon-
nestralen, kachels enzovoort). Anders kunnen ongewenste
variaties in de kamertemperatuur optreden.
• Plaats geen grote objecten, zoals bijvoorbeeld een bankstel,
direct voor de radiatoren (minimaal 50 cm afstand). De ver-
warmde lucht kan anders niet circuleren en het vertrek ook
niet opwarmen.
• Verlagen van de kamertemperatuur met 1 K (1 °C), bespaart
tot 6 % energie.
Het is echter niet zinvol de kamertemperatuur in dagelijks
verwarmde ruimten tot onder 15 °C te laten dalen. Daardoor
koelen de muren te veel af. In de opwarmfase wordt het kli-
maat dan door de koude muren verstoord, die koude blijven
afstralen. Wanneer u dan de kamertemperatuur verder ver-
hoogt, wordt meer energie verbruikt dan bij een gelijkmatige
warmtetoevoer.
• Bij een goede warmte-isolatie van uw gebouw wordt eventu-
eel na een verwarmingfase de gewenste kamertemperatuur
voor Verw. laag niet bereikt. Toch wordt energie bespaard,
omdat de verwarming uitgeschakeld blijft.
Nog meer energie wordt bespaard, door de schakeltijd voor
Verw. laag op een vroeger tijdstip in te stellen.
Goed Ventileren
Open de ramen kortstondig helemaal in plaats van deze slechts
op een kier te zetten. Bij ramen op een kier wordt continu
warmte aan de ruimte onttrokken, zonder dat de kamerlucht
noemenswaardig wordt verbeterd.
Draai tijdens het ventileren de thermostaatkranen op de radia-
toren dicht.
Logamatic RC200 – 6 720 807 546 (2012/07)
Instructies om energie te besparen
Behoefteafhankelijke warmwatervoorziening
• Gebruik bij verregaande overeenstemming van de verwar-
mingsfasen en de tijden met warmwaterbehoefte het klok-
programma ook voor het automatische bedrijf van de
warmwatervoorziening.
• Stel de warmwatertemperatuur zo laag mogelijk in. Daar-
door wordt veel energie bespaard, zonder dat het warmwa-
tercomfort noemenswaardig afneemt.
VOORZICHTIG: Gevaar voor de gezondheid
door legionella!
▶ Activeer bij lagere warmwatertemperatu-
ren thermische Desinfectie of Dagelijks
60°C ( drinkwaterverordening respecte-
ren).
7
Vaak gestelde vragen
Waarom stel ik bij de weersafhankelijke regeling een ge-
wenste kamertemperatuur in, terwijl deze niet in de rege-
ling wordt meegenomen?
Wanneer u de gewenste kamertemperatuur instelt, ondanks
dat de kamertemperatuur bij een weersafhankelijke regeling
niet in de regeling wordt meegenomen, verandert u daarmee
de stooklijn. Hierdoor wordt ook de kamertemperatuur veran-
derd, omdat de temperatuur van het cv-water en daarmee de
temperatuur aan de radiatoren verandert.
Waarom komt de met een separate thermometer gemeten
kamertemperatuur niet overeen met de getoonde kamer-
temperatuur?
De kamertemperatuur wordt door verschillende factoren beïn-
vloedt. Wanneer de bedieningseenheid op een koude wand is
aangebracht, wordt deze door de koude temperatuur van de
wand beïnvloed. Wanneer hij echter op een warme plaats in de
kamer is aangebracht, bv. in de buurt van een open haard,
wordt hij door de warmte beïnvloedt. Daarom kan op een sepa-
rate thermometer een andere kamertemperatuur worden ge-
meten, dan op de bedieningseenheid is ingesteld. Wanneer u
de gemeten kamertemperatuur met de meetwaarden van een
andere thermometer wilt vergelijken, is het volgende van be-
lang:
• de separate thermometer en de bedieningseenheid moeten
zich in elkaars nabijheid bevinden.
• De afzonderlijke thermometer moet correct meten.
• Meet de kamertemperatuur voor het vergelijken niet in de
opwarmfase van de installatie, omdat de beide weergaven
verschillend snel op de temperatuurverandering kunnen re-
ageren.
6
25