9. ONDERHOUD
9.1 REINIGING
1. Reinig het testapparaat met een vochtige doek en eventueel met wat
fijnwasmiddel. Zorg ervoor dat de kabels niet te nat worden. Laat geen
vloeistof in het testapparaat of het aansluitpaneel lopen.
Gebruik geen schuurmiddelen, oplosmiddelen of alcohol. Als er vloeistof
in de behuizing van het testapparaat wordt gemorst, moet
het testapparaat voor reparatie worden teruggestuurd. Vermeld de
reden van de reparatie. Als het testapparaat condens vertoont, laat
het apparaat dan volledig drogen alvorens het weer te gebruiken
Houd het instrument schoon en droog.
9.2 FOUTMELDINGEN
De volgende Fout meldingen kunnen worden getoond:
ERR 03
ERR 08
Tester start niet op na aanzetten via
aan/uit schakelaar
WAARSCHUWING VOOR GEVAAR:
Onderhoud dient alleen door bevoegd personeel te
worden uitgevoerd. Vervang Alleen Zekeringen in het
testapparaat.
Zekering F5 defect of Tester
aangesloten met computer via
communicatie kabel tijdens
opstarten
Zekering F3 defect
Controleer zekering F1 of F2
53
V002