5.6.2
EMS-BUS
Regeling en installatiemodule zijn via EMS-BUS onderling verbonden.
De voedingsspanning van de regelaar volgt via de BUS-kabel/
De poling van de twee EMS-BUS-kabels is irrelevant.
Voor accessoires, die op de EMS-BUS wordt aangesloten, geldt het
volgende (zie ook installatie-instructie van de betreffende accessoires):
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten deze
onderling een minimale afstand van 100 mm hebben.
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten deze in
serie of stervormig worden aangesloten.
▶ Gebruik kabel met een minimale doorsnede van 0,5 mm
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van PV-panelen) afge-
schermde kabel gebruiken. Aard daarbij de afscherming aan slechts
één zijde aan de behuizing.
5.6.3
Externe aansluitingen
Leg om inductieve invloeden te voorkomen alle laagspanningskabels
(meetstroom) met 100 mm minimale afstand tot stroomvoerende
230 V- of 400 V-kabels.
Gebruik voor het verlengen van de temperatuursensorkabels de volgen-
de aderdiameters:
• tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
• tot 30 m kabellengte: 1,0 tot 1,50 mm
Maximale last op de relaisuitgangen: 2 A, cos Bij een hogere be-
lasting is montage van een tussenrelais nodig.
5.6.4
Externe aansluitingen
OPMERKING
Materiële schade door verkeerde aansluiting!
Door de aansluiting op een verkeerde spanning of stroomsterkte is scha-
de aan elektrische componenten mogelijk.
▶ Voer uitsluitend aansluitingen op externe aansluitingen van de
warmtepomp uit, die voor 5 V en 1 mA aangepast zijn.
▶ Wanneer tussenrelais nodig zijn, uitsluitend relais met verguldecon-
tacten gebruiken.
De externe ingangen kunnen gebruikt worden om met een extern poten-
tiaalvrij contact, afzonderlijke functies in de warmtepomp te activeren.
De gewenste functies zijn te programmeren in het bedieningspaneel van
de warmtepomp.
De functies, die door de externe ingangen worden geactiveerd,
worden in de handleiding van het bedieningspaneel beschreven.
De externe ingang wordt op een handmatige schakelaar of een besturing
met 5 V-relaisuitgang aangesloten.
Compress 7800i LW – 6721832777 (2022/10)
2
.
2
2
5.6.5
Buitentemperatuursensor T1
Een afgeschermde kabel moet worden gebruikt wanneer de buitentempe-
ratuursensorkabel langer is dan 15 m. De afgeschermde kabel moet in de
binnenunit worden geaard. De maximale lengte voor een afgeschermde
kabel is 50 m.
De kabel naar de buitentemperatuursensor moet aan de volgende mini-
male eisen voldoen:
2
• Kabeldiameter: 0,5 mm
• Weerstand: maximaal 50 /km
• Aantal aders: 2
▶ Installeer de sensor aan de koudste zijde van het gebouw, normaal
gesproken richting het noorden. De sensor moet worden beschermd
tegen direct zonlicht, ventilatie en andere factoren die de temperatuur-
meting beïnvloeden. De sensor mag niet vlak onder het dak worden
geïnstalleerd.
▶ Sluit de sensor voor de buitentemperatuur T1 aan op de aansluitklem
T1 van de installatiemodule.
Afb. 18 Positie van de buitentemperatuursensor
Installatie
N
NE
NW
W
E
SE
SW
S
6 720 809 156-23.1I
19