Installatie
▶ Inlaatcombinatie en thermostatisch mengventiel bij de warmwater-
voorziening monteren.
▶ Overloopleiding van overstortventiel naar een vorstveilige afvoer
installeren en met luchtspleet insteken.
▶ Eventueel warmwatercirculatiepomp (accessoires) monteren.
▶ Warmwaterretour van boiler aansluiten.
▶ Koudwateraanvoer naar boiler aansluiten.
▶ Het warmwatercircuit zodanig aansluiten, dat verontreinigingen zijn
uitgesloten
5.6
Elektrische aansluiting
GEVAAR
Risico door elektrische schok!
De componenten van de warmtepomp staan onder spanning.
▶ Schakel de voedingsspanning uit voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie worden uitgevoerd.
OPMERKING
Schade aan de installatie bij inschakelen zonder water.
Inschakelen van de installatie zonder water kan schade aan de installatie
veroorzaken.
▶ Cv-installatie voor het inschakelen van de cv-installatie vullen tot de
juiste druk.
OPMERKING
Verkeerde werking door storingen!
Sterkstroomleidingen (230/400 V) in de nabijheid van een communica-
tiekabel kunnen storingen van de warmtepomp veroorzaken.
▶ Installeer de sensorkabels, EMS-BUS-leiding en afgeschermde CAN-
BUS-leiding afzonderlijk van netkabels. Minimale afstand 100 mm.
Een gemeenschappelijke installatie van BUS-kabel met sensorkabels
is wel toegestaan.
EMS-BUS en CAN-BUS zijn niet compatibel.
▶ EMS-BUS-eenheden niet op CAN-BUS-eenheden aansluiten.
De elektrische aansluiting van de warmtepomp moet op een veilige wijze
kunnen worden onderbroken.
▶ Installeer een afzonderlijke werkschakelaar, die de warmtepomp
compleet van de voeding kan loskoppelen. Bij een gescheiden
voeding is voor elke voedingskabel een afzonderlijke veiligheidsscha-
kelaar nodig.
Waarborg, dat voor alle elektrische installatiecomponenten een
massaverbinding bestaat.
De aansluiting (netspanning) van de warmtepomp is in de fabriek
gemonteerd. Wanneer door de installateur een andere aansluitkabel is
geïnstalleerd, moet de voorgemonteerde kabel worden losgemaakt en
verwijderd.
18
Geadviseerde zekeringen vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Alle regel-, besturings- en veiligheidsinrichtingen van de warmtepomp
zijn bedrijfsklaar bedraad en getest.
▶ Gebruik aderdiameters en kabeltypen conform de betreffende
zekeringen en de installatiewijze.
▶ Sluit de warmtepomp aan conform het aansluitschema. Er mogen
geen andere verbruikers worden aangesloten.
▶ Gebruik voor de warmtepomp een afzonderlijke FI-veiligheidschake-
laar als de warmtepomp via een aardschakelaar aangesloten wordt.
Houd de geldende voorschriften aan.
▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering aanhouden.
5.6.1
CAN-BUS
OPMERKING
Door verwisseling van de 12 Volt- en de CAN-BUS-aansluitingen ont-
staat schade aan het systeem!
De overdrachtscircuits zijn niet geschikt voor een constante spanning
van 12 V.
▶ Waarborg dat de kabels op de contacten met de overeenkomende
markering op de modules worden aangesloten.
Op de CAN-BUS aangesloten accessoires, bijv. power guard, zijn aange-
sloten op de installatiemodule in de warmtepomp parallel met de CAN-
BUS-aansluiting met de I/O-module. Deze kunnen ook in serie met ande-
re op de CAN-BUS aangesloten eenheden worden aangesloten.
De verschillende printplaten in de warmtepomp zijn aangesloten via een
communicatiekabel, CAN-BUS. CAN (Controller Area Network) is een
tweedraadssysteem voor communicatie tussen microprocessorgestuur-
de modules/printplaten.
• Als kabel is een LiYCY-kabel (TP) 2x2x0,75 of gelijkwaardig geschikt.
Wanneer andere kabels worden gebruikt, moeten dit afgeschermde
twisted-pair-kabels zijn met een aderdiameter van minimaal
2
0,75 mm
en geschikt voor buitengebruik.
• Maximale kabellengte is 30 m.
• De afsluitschakelaar wordt gebruikt voor het markeren van het begin
en eind van een CAN-BUS-circuit. Waarborg dat de juiste printplaat is
afgesloten en dat alle andere schakelaars in de tegenovergestelde
positie staan.
Afb. 17 Afsluiting CAN-BUS
On
Afgesloten CAN-BUS
Off
Niet afgesloten CAN-BUS
Compress 7800i LW – 6721832777 (2022/10)
6 720 809 156-24.1I