5.8.2 Beademing
Volg altijd de plaatselijke en/of internationale
richtlijnen voor beademing.
Het LUCAS-thoraxcompressiesysteem
heeft twee verschillende modi:
• ACTIEF (continu)
Wanneer u deze toets indrukt, voert
LUCAS ononderbroken compressies
uit. De groene led knippert 10 keer
per minuut om aan te geven wanneer
er moet worden beademd terwijl de
compressies doorgaan.
• ACTIEF (30:2)
Wanneer u deze toets indrukt, voert
LUCAS 30 borstcompressies uit en
stopt vervolgens tijdelijk, zodat de
gebruiker twee keer kan beademen.
Na de onderbreking start de cyclus
opnieuw. De gebruiker wordt van tevoren
op elke beademingsonderbreking
gewezen door middel van een
knipperende led en een reeks
geluidssignalen.
Opmerking: Het is mogelijk dat uw
LUCAS andere instellingen heeft, op
basis van uw protocollen. Het aantal
beademingswaarschuwingen, wel/
geen akoestisch waarschuwingssignaal,
de verhouding tussen compressie
en beademing, de duur van de
beademingsonderbreking en automatische
aanpassing van de zuignap maken
deel uit van deze instellingen. U kunt
verschillende vaste waarden configureren
voor de frequentie en de diepte. Het
apparaat kan worden geconfigureerd voor
frequentiewisseling met een druk op de
toets ACTIEF (continu of 30:2) terwijl de
compressies doorgaan.
U vindt de standaardfabrieksinstellingen en de
instellingsopties in hoofdstuk 9 van dit document.
5.8.3 Gebruik in de
katheterisatiekamer
Het LUCAS-thoraxcompressiesysteem
is geschikt voor gebruik in de
katheterisatiekamer. Met uitzondering van
het compressiemechanisme is het apparaat
grotendeels radiotransparant en zijn de
meeste röntgenfoto's mogelijk.
3-thoraxcompressiesysteem - GEBRUIKSAANWIJZING
LUCAS
®
101034-04 Rev. C, geldig vanaf CO J3353 © 2021 Jolife AB
5.9 LUCAS verwijderen
van de patiënt
1. Houd AAN/UIT 1 seconde ingedrukt
om het apparaat uit te schakelen.
2. Als er een LUCAS-stabilisatieband is
bevestigd aan LUCAS, maak dan de
nekband (die deel uitmaakt van de
stabilisatieband) los van de banden
voor de steunarmen.
3. Trek aan de ontgrendelringen om
het bovendeel van de onderplaat te
verwijderen.
4. Verwijder de onderplaat indien de
toestand van de patiënt dit toestaat.
25
25
THORAXCOMPRESSIESYSTEEM