Inhoudsopgave
Advertenties
5.3 INSTALLATIE ExTERNE THERMOSTAAT
De omgevingsthermostaat bepaalt de werking van de kachel in functie
van de temperatuur die deze thermostaat waarneemt.
Het toestel is ingesteld om aangesloten te worden op een externe
omgevingsthermostaat (niet geleverd door de fabrikant).
De thermostaat wordt aangesloten met een kabel van 2x0,5 mm
Dit moet door gekwalificeerde vakmensen gedaan worden.
Voor de installatie moet u als volgt te werk gaan:
- Sluit de kachel af van het elektriciteitsnet.
- Verbind het uiteinde van de kabel van de externe thermostaat met de
2-pins klem en steek hem op TERM op de elektronische kaart, zoals
afgebeeld op figuur.
- Monteer de bescherming van de kaart opnieuw. Zorg ervoor dat de
kabel van de externe thermostaat in dezelfde richting loopt als de
voedingskabel en laat hem door de desbetreffende opening naar
buiten gaan.
a
Sluit geen enkele element dat onder spanning staat aan op de
TERM-klem.
5.4 ROOKGASAFVOER
Het toestel is standaard uitgerust met een uitgang van de rookgasafvoer
achteraan in het midden.
Er zijn echter ook andere configuraties mogelijk voor de rookgasafvoer
als u de SET VOOR ZIJDELINGSE AFVOER of de SET VOOR AFVOER
BOVENAAN aankoopt. Zie de aanwijzingen in 47.
Fig. 45
.
2
1 Thermostaat
2 Uiteinde van de thermostaatkabel
Fig. 47
Fig. 46
5
1 Rookgasafvoer achteraan in het
midden (STANDAARD)
2 Rookgasafvoer achteraan links
3 Rookgasafvoer achteraan rechts
H072043NL0 / DT2001453 – 00
1
2
3
3 2-pins klem van de elektronische kaart
T E R M
6
3
1
2
4 Rookgasafvoer zijdelings links
5 Rookgasafvoer zijdelings rechts
6 Rookgasafvoer bovenaan rechts
DT2010997-02
DT2030076-00
DT2034323-00
DT2010997-02
4
23
Advertenties
Inhoudsopgave
