11 Apparaatbeheer
Werkwijze:
1. Bij de vraag Externe stroomtransformator: Ja aanklikken.
2. In de velden Primaire stroom: en Secundaire stroom: de opgegeven waarden van de stroomtransformator
invoeren (fabrieksinstelling: telkens 1).
3. Kies [Opslaan].
11.3.12 Meterconfiguratie veranderen
In het gedeelte Meterconfiguratie worden de gegevens weergegeven, die bij de inbedrijfstelling en registratie van
de installatie werden ingevoerd (zie hoofdstuk 9.1, pagina 31).
☐ Een wijziging is alleen mogelijk onder Uitgebreide configuratie.
Alleen bij absoluut noodzakelijke wijzigingen de meterconfiguratie aanpassen
Dit kan bijv. het geval zijn als de netwerkexploitant een snellere reactie bij de dynamische begrenzing van het
werkelijke vermogen of de nulteruglevering (zero export) vereist. Informeer bij uw netwerkexploitant en houd de
gelden normen en SMA-fabrieksverklaringen aan.
Werkwijze:
1. Op het tabblad voor de apparaatinstelling van de Sunny Home Manager [Bewerken] selecteren.
2. In het gedeelte Meterconfiguratie in de vervolgkeuzemenu's van de velden Afname en teruglevering
alsmede PV-opwekking de gewenste teruglever- en afnamemeter alsmede PV-opwekkingsmeter selecteren.
3. In het vervolgkeuzemenu Meetinterval interne Energy Meter de gewenste meetinterval selecteren. De
standaardinstelling 1000 ms alleen veranderen, wanneer dit normatief is vereist (zie betreffende
fabrikantverklaringen en certificaten).
Aanwijzing: wanneer als energiemeter niet de interne Energy Meter wordt gebruikt, moet het meetinterval direct
bij de gebruikte energiemeter (bijv. een SMA Energy Meter) worden ingesteld.
4. Alleen wanneer communicatieproblemen optreden, in de invoervelden onder Directe energiemeter
communicatie IP-adressen van alle apparaten (max. 3) invoeren, die deze gegevens nodig hebben (bijv.
batterij-omvormer, standalone omvormer of hybride omvormer).
Aanwijzing: wanneer hier een instelling wordt uitgevoerd, wordt het energiemetertelegram niet meer zoals tot nu
toe als Multicast-telegram verzonden. Dit kan met 3rd-Party apparaten problemen veroorzaken.
5. Kies [Opslaan].
11.3.13 Modbus-interface configureren
☐ Deze instelling is bij de Sunny Home Manager alleen onder Uitgebreide configuratie mogelijk.
Elk apparaat dat via een Modbus-communicatieprotocol met de Sunny Home Manager moet communiceren, moet
eenduidig zijn geadresseerd.
Op het tabblad Modbus-configuratie kunnen maximaal 4 verschillende Modbus-configuraties worden opgeslagen,
waarmee de Sunny Home Manager naar aangesloten apparaten zoekt. De gevonden apparaten verschijnen na een
succesvolle zoekopdracht op het tabblad Overzicht nieuwe apparaten en kunnen daar worden toegevoegd.
Werkwijze:
1. Kies in de pagina- en menuselectie Configuratie > Overzicht apparaten.
2. Selecteer de apparaateigenschappen van de Sunny Home Manager.
3. Na selecteren van de weergave Uitgebreide configuratie het tabblad Modbus-configuratie openen.
4. In de kolom Modbus-profiel uit het vervolgkeuzemenu-menu het gewenste voorgedefinieerde Modbus-apparaat
selecteren.
66
HM-20-BE-nl-19
SMA Solar Technology AG
Bedieningshandleiding