Lampjes
De lampjes branden of knipperen wanneer de aan/uit-knop of de
ontspanknop wordt ingedrukt.
U moet het volgende nooit doen wanneer er een lampje brandt.
Deze handelingen kunnen leiden tot beschadiging van de
beeldgegevens.
- Schud niet met de camera en stel deze niet bloot aan schokken
of stoten
- Schakel de camera niet uit en open het klepje van de
geheugenkaart of het klepje van de batterijhouder niet.
Bovenste lampje
Groen:
Knippert groen:
Oranje:
Knippert oranje:
Onderste lampje
Geel:
Knippert geel:
Spaarstand
De camera is uitgerust met een spaarstand. In de volgende gevallen
wordt de camera uitgeschakeld. Druk op de aan/uit-knop om de camera
weer in te schakelen.
Opnamemodus
Weergavemodus
Aangesloten op een
printer
* Deze tijdsduur kan worden gewijzigd.
20
gereed voor opname
bezig met opnemen/lezen/wissen/verzenden (als de
camera op een computer is aangesloten)
gereed voor opname (flitser aan)
gereed voor opname (waarschuwing dat de camera
beweegt)
macromodus/modus handmatig scherpstellen/modus
focusvergrendeling (AF lock)
problemen bij scherpstellen (camera laat één
pieptoon horen)
Ongeveer drie minuten nadat er voor het laatst
een camerafunctie is gebruikt, wordt de camera
uitgeschakeld. Eén minuut* nadat er voor het
laatst een camerafunctie is gebruikt, wordt het
LCD-scherm automatisch uitgeschakeld, zelfs
als [Automatisch uit] is ingesteld op [Uit]. Druk
op een andere knop dan de aan/uit-knop of
wijzig de stand van de camera om het LCD-
scherm weer in te schakelen.
Ongeveer vijf minuten nadat er voor het laatst
een camerafunctie is gebruikt, wordt de camera
uitgeschakeld.