8. GEBRUIK VAN DE ACCESSOIRES
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
8.1 Vleesthermometer
De sensor van de vleesthermometer
meet de temperatuur binnenin het
voedsel. Wanneer het voedsel de
ingestelde temperatuur heeft bereikt,
wordt de oven uitgeschakeld.
Er worden twee temperaturen ingesteld:
• de oventemperatuur (minimaal
120°C),
• de kerntemperatuur van het voedsel.
LET OP!
Gebruik alleen de sensor van
de vleesthermometer die is
meegeleverd and de
originele reserveonderdelen.
Aanwijzingen voor de beste resultaten:
• Ingrediënten moeten op
kamertemperatuur zijn.
• De sensor voor de vleesthermometer
kan niet worden gebruikt voor
vloeibare gerechten.
• Tijdens de bereiding moet de sensor
van de vleesthermometer in het
gerecht stoken blijven en de stekker
in de houder.
• Maak gebruik van de aanbevolen
vleesthermometerinstellingen voor
voedsel. Zie het hoofdstuk 'Nuttige
aanwijzingen en tips'.
Telkens u de
vleesthermometer in het
contact steekt, moet u de
kerntemperatuurtijd
opnieuw instellen. U kunt de
duur en de eindtijd niet
instellen.
De oven berekent de
geschatte bereidingstijd,
maar dit kan veranderen.
Voedselcategorieën: vlees,
gevogelte en vis
1. Stel de ovenfunctie en temperatuur
in.
2. Plaats de punt van de
vleesthermometer in het midden van
het vlees of de vis, indien mogelijk in
het dikste gedeelde. Zorg ervoor dat
ten minste 3/4 van de
vleesthermometer in het gerecht zit.
3. Steek de stekker van de
vleesthermometer in de aansluiting
aan de voorkant van het apparaat.
Het display geeft het symbool van de
vleesthermometer weer.
Wanneer u de vleesthermometer voor de
eerste keer gebruikt, is de standaard
kerntemperatuur 60 °C.
Wanneer
knippert, kunt u de
temperatuurknop gebruiken om de
standaard kerntemperatuur te wijzigen.
Het display toont het symbool van de
vleesthermometer en de standaard
kerntemperatuur.
4. Druk op
om de nieuwe
kerntemperatuur op te slaan, of
NEDERLANDS
13