3.5 Touwinstallatie
IS DE SLEUTEL TOT VEILIG LIEREN.
De grote verscheidenheid van voorkomende situaties bij het lieren verhindert ons om specifieke
instructies te geven; echter moet u de volgende punten in acht nemen:
3.5.1 Touw
Gebruik een lage-rek touw, in goede staat, met een minimum diameter van 10 mm en een
maximum diameter van 16 mm, met goede knopen. Wij raden u ten sterkste de paalsteekknoop
aan (zie sectie 3.2.1). Gebruik katrollen voor het omleiden van het touw en het vermeerderen
van de trekcapaciteit wanneer de last dichtbij of over de trekcapaciteit van de lier gaat.
3.5.2 Katrol
Het gebruik van een katrol op enige afstand voor de lier geeft veel voordelen:
De trekhoek 'licht' de last op en vermindert wrijving;
De lier wordt op een relatief horizontale positie gehouden;
De lier en gebruiker staan uit de baan van de last.
3.5.3 Richting
Installeer het touw op zo'n manier dat het niet tegen andere objecten aanwrijft. Probeer het touw
zo op te stellen dat de voorkant van de last licht is opgetild. Trek niet neerwaarts of door een
obstakel.
Over het algemeen, als het touw de grond raakt tijdens het trekken, is uw installatie
incorrect.
3.5.4 Op een helling
EEN NEERWAARTSE HELLING AANGEZIEN DEZE KAN GAAN GLIJDEN ZONDER DAT U DIT
KAN STOPPEN. IN DEZE SITUATIE, GEBRUIK EEN KATROL AAN DE VOET VAN DE HELLING
EN PLAATS DE LIER UIT DE BAAN VAN DE LAST.
3.6 Een last trekken
STEVIGHEID VAN HET ANKERPUNT, KARABIJNHAKEN OF SCHAKELS OM ONGEVALLEN OF
MATERIELE SCHADE TE VOORKOMEN.
GEZOND VERSTAND BIJ HET INSTALLEREN VAN HET TOUW
TREK NIET EEN LAST RECHTSTREEKS NAAR DE LIER OP
CONTROLEER DE LIERPOSITIE, STAAT VAN HET TOUW,
15