Twee aansluitingen voor luidspreker en microfoon:
Steek de meegeleverde microfoon en de luidspreker elk in een van de RJ12-poorten.
poorten zijn precies gelijk en zijn parallel geschakeld.
De pintoekenning is gelijk aan die van een standaard telefoontoestel. Het is niet
gegarandeerd dat elk telefoontoestel geschikt is.
Externe LED-aansluiting:
Pinnen 1 en 2 zijn bedoeld om de externe LED aan te sluiten. Gebruik alleen aanbevolen
accessoires (zie www.conrad.com).
Detectie P+ geschakelde plusspanning:
Sluit een geschakelde plusspanning aan op pin 3 en 4. Functioneel dient deze ingang om
direct een alarm op te wekken, want de geschakelde plusspanning betekent een niet
toegestane actie indien in
"ALARM ENABLE"-mode.
Als referentiespanning wordt de massa van de externe voeding gebruikt (pin 16). De spanning
mag maximaal 32 V zijn.
Ter vermijding van kortsluiting tijdens het aansluiten, is alleen de "P+" (pin 3)
aangesloten. De andere pin is niet aangesloten. Als er geen reactie optreedt als de
geschakelde spanning wordt ingeschakeld, dan is deze wellicht op pin 4
aangesloten in plaats van op pin 3.
Ingangscontacten IN1, IN2:
Pin 5 en 6 voor "IN1" en pin 7 en 8 voor "IN2" zijn bedoeld om de verschillende
schakeltoestanden in het voertuig te herkennen. Deze ingangen kunnen rechtstreeks worden
aangesloten op lichten, deurcontacten of andere stroomverbruikers. Het apparaat is beveiligd
tegen omgekeerde polariteit en kortsluiting door middel van een ingebouwde gelijkrichter en
een optocoupler.
Het spanningsverschil tussen de pinnen mag niet groter zijn dan 32 V. Als het
spanningsverschil tussen 4 V en 32 V ligt (ongeacht de polariteit) dan wordt de ingang als
"HOOG" beschouwd. Als het spanningsverschil minder dan 2,5 V bedraagt, dan wordt de
ingang als "LAAG" geïnterpreteerd. Het gebied tussen 2,5 en 4 V is bedoeld om herhaaldelijke
alarmen te vermijden en kan slechts onder bepaalde omstandigheden als HOOG of LAAG
worden beschouwd. Raadpleeg voor meer informatie het desbetreffende hoofdstuk.
De beide
15