Inschakelen
1. Druk ca. 1 seconde op de toets ON/MEAS (10).
ð Het display wordt ingeschakeld en het apparaat is klaar
voor gebruik.
Basisinstellingen uitvoeren
Meting afbreken en weergave wissen
1. Druk kort op de toets C/Off (13), voor het afbreken van de
actuele meting, resp. voor het stapsgewijs wissen van de
weergegeven meetwaarden.
Referentiepunt instellen
Het apparaat meet altijd de totale afstand, uitgaande van het
referentiepunt. Is bijv. de achterkant van het apparaat ingesteld
als het referentiepunt, wordt de lengte van het apparaat
meegemeten. Standaard is de achterkant van het apparaat
vastgelegd als het referentiepunt. U kunt het referentiepunt
echter ook verplaatsen naar de voorkant van het apparaat. Ga
hierbij als volgt te werk:
1. Druk lang op de Toets (11), voor het verplaatsen van het
referentiepunt naar de voorkant van het apparaat.
ð Wordt het referentiepunt verplaatst, klinkt een
toonsignaal. Daarnaast toont de indicatie
referentiepunt (22) het geselecteerde referentiepunt.
Het referentiepunt wordt na het uit- en weer inschakelen
automatisch weer verplaatst naar de achterkant van het
apparaat.
Eenheden omschakelen
Druk lang op de toets Unit (12), voor het omschakelen van de
eenheid voor de meetwaarden. Na elkaar kunnen de volgende
weergaven worden ingesteld:
• 0,000 m (weergave in meters, nauwkeurigheid 1 mm)
• 0,0 in (weergave in inches, nauwkeurigheid 1/10 inch)
• 0 in (weergave in inches, nauwkeurigheid 1 inch)
• 0,00 ft (weergave in feet, nauwkeurigheid 1/10 feet)
• 0'0" (weergave in feet en 1/8 inch, nauwkeurigheid
1/8 inch)
Meetwaarden uit reeks oproepen
Het apparaat slaat automatisch de laatste 20 meetwaarden op.
De opgeslagen meetwaarden kunnen als volgt worden
opgeroepen:
1. Druk kort op de toets Unit (12), voor het oproepen van de
reeks.
ð Weergave meetwaarde 1 (18) toont de waarde voor de
geselecteerde meting.
2. Druk opnieuw kort op de toets Unit (12), voor het navigeren
door de reeks en het oproepen van de opgeslagen
meetwaarden.
3. Druk lang op de toets Unit (12), voor het wissen van de
opgeslagen meetwaarden.
4. Door het kort drukken op de toets C/Off (13), komt u terug
in het meetmenu.
NL
Metingen uitvoeren
Waarschuwing voor laserstralen
Laserklasse 2, P max.: < 1 mW, λ: 400-700 nm,
EN 60825-1:2014
Kijk nooit direct in de laserstraal, resp. in de opening
waar de laserstraal uitkomt.
Richt de laserstraal nooit op personen, dieren of
reflecterende oppervlakken. Al een kort zichtcontact
met de laserstraal kan tot oogschade leiden.
Het bekijken van de laseruitgang met optische
instrumenten (bijv. loep, vergrootglazen, etc.), vormt
een gevaar voor uw ogen.
Bij het werken met een laser uit de klasse 2 de
nationale wetgeving voor het dragen van
oogbescherming opvolgen.
Info
Zorg vóór de meting dat het correcte referentiepunt is
geselecteerd. Standaard is het referentiepunt achter
ingesteld. Het referentiepunt mag tijdens een meting
niet worden veranderd!
Door het drukken op de toets (11), kunnen na elkaar de
volgende meetmodi worden opgeroepen:
• Individuele afstandsmeting:
- U kunt meetwaarde optellen of aftrekken
- U kunt een permanente meting uitvoeren met
MAX- /MIN-/actuele waarde
• Oppervlaktemeting
• Volumemeting
• Indirecte hoogtemeting
• Tweevoudige indirecte hoogtemeting
laserafstandsmeetapparaat BD8M
7