A. Tik hierop om automatische aanpassing van de intensiteit in of uit te schakelen.
Wanneer AAN (ON) is geselecteerd, wordt de intensiteit automatisch aangepast volgens de
originelen die op de glasplaat zijn geplaatst.
B. Sleep om de intensiteit op te geven.
C. Tik om de instelling van de intensiteit te bevestigen.
Opmerking
• Wanneer Auto is geselecteerd, plaatst u het origineel op de glasplaat.
3. Pg.form. (Page size)
Selecteer het paginaformaat van het geplaatste papier.
4. Type (Mediumtype)
Selecteer het mediumtype van het geplaatste papier.
5. Pap.bron (Paper src) (Papierbron)
Selecteer de cassette waarin het papier wordt ingevoerd.
Wanneer u Cassette (auto) selecteert, kan op het apparaat onder de volgende voorwaarden papier
worden ingevoerd vanuit cassette 2 zodra het papier in cassette 1 op is.
• In zowel cassette 1 als cassette 2 is normaal papier van A4-, Letter- of Legal-formaat geplaatst.
• Ja (Yes) is geselecteerd voor Autom. invoersch. (Auto feed switch) bij Cassette-instellingen
(Cassette settings).
6. Afdr.kwl. (Print qlty) (Afdrukkwaliteit)
Pas de afdrukkwaliteit aan op basis van het origineel.
Belangrijk
• Als u Standaard (Standard) gebruikt terwijl Type is ingesteld op Normaal papier (Plain paper)
en de kwaliteit niet naar wens is, selecteert u Hoog (High) voor Afdr.kwl. (Print qlty) en probeert
u opnieuw te kopiëren.
• Selecteer Hoog (High) voor Afdr.kwl. (Print qlty) om te kopiëren in grijstinten. Bij grijstinten
wordt een reeks grijstinten gebruikt in plaats van alleen zwart en wit.
7. Indeling (Layout)
Selecteer de indeling.
445