Gebruikershandleiding
3. Tik op Start de instelling.
Als u Wi-Fi Direct-instellingen (eenvoudig toegangspunt) hebt geconfigureerd, wordt gedetailleerde
verbindingsinformatie weergegeven. Ga naar stap 5.
4. Tik op Start installatie.
5. Kijk op het bedieningspaneel van de printer welke SSID en welk wachtwoord worden weergegeven.
Selecteer op het netwerkverbindingsscherm van de computer of het Wi-Fi-scherm van het smart device de
SSID die op het bedieningspaneel van de printer wordt weergegeven om verbinding te maken.
6. Voer op de computer of het smart device het wachtwoord in dat wordt weergegeven op het bedieningspaneel
van de printer.
Opmerking:
Als u Wi-Fi Direct inschakelt, blijft dit geactiveerd totdat u de standaard netwerkinstellingen herstelt en Wi-Fi Direct
uitschakelt.
7. Nadat de verbinding is gemaakt, tikt u op OK op het bedieningspaneel van de printer.
8. Sluit het scherm Netwerkverb.inst..
Gerelateerde informatie
"De status van de netwerkverbinding controleren" op pagina 41
&
"Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt configureren" op pagina 215
&
Geavanceerde netwerkinstellingen maken
U kunt de naam van het netwerkapparaat, TCP/IP-instellingen, de proxyserver enzovoort aanpassen.Controleer de
netwerkomgeving voordat u wijzigingen aanbrengt.
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Geavanceerd.
3. Selecteer het menu-item dat u wilt configureren en selecteer vervolgens de waarden of geef deze op.
Gerelateerde informatie
"Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen configureren" op pagina 39
&
Items voor Geavanceerde netwerkinstellingen configureren
Selecteer het menu-item dat u wilt configureren en selecteer vervolgens de waarden of geef deze op.
Netwerkinstellingen
39