5 Functionele veiligheid (SIL)
Onveilige instru-
menttoestand
Parameter veranderen
Parameter verifiëren/be-
diening blokkeren
Onvolledige proce-
dure
Instrumentreset
24
pen - bediening blokkeren"). De instrumenttoestand wordt in DTM via
het symbool van het gesloten of open slot getoond.
De PIN in uitleveringstoestand is " 0000".
Waarschuwing:
Wanneer de bediening is vrijgegeven, dan moet de veiligheidsfunctie
als onveilig worden aangemerkt. Dit geldt zolang, tot de parametre-
ring correct is afgesloten. Eventueel moeten andere maatregelen
worden genomen, om de veiligheidsfunctie in stand te houden.
Alle door de operator gewijzigde parameters worden automatisch
tussentijds opgeslagen, zodat die in de volgende stap kunnen worden
geverifieerd.
Na de inbedrijfname moet u de gewijzigde parameters verifiëren (de
juistheid van de parameters bevestigen). Daarvoor moet u eerst de
instrumentcode invoeren. Daarbij wordt de bediening automatisch
geblokkeerd. Daarna voert u een vergelijking van twee tekenreeksen
uit. U moet bevestigen, dat beide tekenreeksen gelijk zijn. Dit dit ter
controle van de tekenweergave.
Dan bevestigt u, dat het serienummer van uw instrument correct is
overgenomen. Dit is bedoeld als controle van de instrumencommuni-
catie.
Daarna worden alle gewijzigde parameters getoond, die telkens
bevestigd moeten worden. Na afronding van deze procedure is de
veiligheidsfunctie weer gewaarborgd.
Waarschuwing:
Wanneer de beschreven procedure van de parametrering niet volle-
dig en correct wordt doorlopen (bijv. door voortijdige onderbreking of
spanningsuitval), dan blijft het instrument in vrijgegeven en dus niet
veilige toestand.
Waarschuwing:
Bij een reset naar de basisinstelling worden ook alle veiligheidsre-
levante parameters naar de fabrieksinstelling teruggezet. Daarom
moeten daarna alle veiligheidsrelevante parameters worden gecon-
troleerd resp. opnieuw worden ingesteld.
FIBERTRAC 31 • Vierdraads 4 ... 20 mA/HART