NL
BELICHTINGSMETING EN -REGELING
Belichtingsmeetmethoden
Voor de aanpassing aan de heersende lichtomstandigheden, aan
de situatie resp. uw werkwijze en uw creatieve ideeën zijn er met
de Leica TL2 drie belichtingsmeetmethoden beschikbaar:
►
In het hoofdmenu
►
In
de gewenste instelling selecteren
Multi-veld-meting -
Bij deze meetmethode analyseert de camera automatisch de
helderheidsverschillen in het onderwerp en analyseert op basis van
een vergelijking met geprogrammeerde helderheid-verdelingspatro-
nen de vermoedelijk positie van het onderwerp en de beste belich-
ting ervoor.
Deze methode is daarom bijzonder geschikt voor spontane, onge-
compliceerde maar toch betrouwbare fotografie, ook onder moei-
lijke omstandigheden en daarom dus voor gebruik in samenhang
met de programma-automaat.
Centrum-georiënteerde meting -
Deze meetmethode houdt voornamelijk rekening met het midden
van het beeldveld, maar registreert ook alle andere gedeelten.
Hiermee is het mogelijk – met name in combinatie met de meet-
waardenopslag – de belichting gericht op bepaalde delen van het
onderwerp af te stemmen, terwijl tegelijk rekening wordt gehouden
met het totale beeldveld.
158
selecteren
Spotmeting -
Deze meetmethode is uitsluitend geconcentreerd op een klein
gebied in het midden van het beeld. Hiermee kunt u vooral kleine
en kleinste details zeer nauwkeurig belichten - bij voorkeur in
combinatie met handmatige instelling.
Bij tegenlichtopnamen, bijvoorbeeld, moet meestal worden voorko-
men dat de heldere omgeving een onderbelicht hoofdonderwerp
veroorzaakt. Met het veel kleinere meetveld van de spotmeting
kunt u zulke onderwerpdetails gericht inschatten.
Belichtingsregeling
Voor de optimale aanpassing aan het betreffende motief of uw
favoriete werkwijze beschikt de Leica TL2 over vier belichtings-
modi.
Aanwijzingen:
• Afhankelijk van de heersende lichtomstandigheden kan de
helderheid van het monitorbeeld van de werkelijke opnamen
afwijken. Met name bij langdurige belichtingen van donkere
motieven lijkt het motiefbeeld duidelijk donkerder dan de - cor-
rect belichte - opname.
• Bij het gebruik van Leica M- respectievelijk R-objectieven m.b.v.
de optionele Leica M- respectievelijk R-adapter L zijn alleen de
tijdautomaat en handmatige instelling beschikbaar, dat wil
zeggen dat u de programma-automaat (
maat (
) en de motiefprogramma's niet kunt gebruiken. Als u op
S
een van deze modi hebt ingesteld, zal de camera bij het plaatsen
van de adapter automatisch naar Tijdautomaat omschakelen.
Dienovereenkomstig wisselt het LCD-scherm ook naar de modus
. Als diafragmawaarde verschijnt
A
), de diafragme-auto-
P
.
F0.0