1.
Klik op het bureaublad van Windows op Start, wijs Instellingen aan en klik vervolgens op Printers of
Printers en faxapparaten.
2.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik achtereenvolgens op Eigenschappen en
het tabblad Delen.
3.
Klik op de optie voor het delen van de printer en geef de printer een sharenaam.
4.
Als u de printer deelt met clientcomputers die andere Windows-versies hebben draaien, kunt u op
Extra stuurprogramma's klikken om het stuurprogramma van die Windows-versies te installeren. Voor
deze stap moet de Starter CD in uw cd-rom-station zijn geplaatst.
Printersoftware installeren en printer delen (Mac OS)
U kunt de printer rechtstreeks op Macintosh-computers aansluiten die Mac OS X (10.2 en 10.3) hebben
draaien. U kunt de printer ook op een lokaal netwerk delen.
Software installeren
1.
Sluit de printer aan op uw computer met een USB-kabel.
2.
Sluit alle toepassingen af die nog open zijn.
3.
Plaats de Starter CD in het cd-rom-station. Het cd-menu wordt automatisch geopend.
Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het pictogram Setup op de Starter
CD.
4.
Klik op Stuurprogramma installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
5.
Open het hulpprogramma voor printerinstelling of Afdrukbeheer in de map
Programma's\Hulpprogramma's.
6.
Klik op Voeg toe.
7.
Selecteer USB in het menu.
8.
Selecteer de printer in de lijst met printers en klik vervolgens op Voeg toe. Er verschijnt een merkteken
naast de printernaam, waarmee wordt aangegeven dat de printer nu de standaardprinter is.
9.
Sluit het Afdrukbeheer.
Printer delen in lokaal netwerk
Als u de printer rechtstreeks aansluit, kunt u hem toch nog met andere computers delen door gebruik te
maken van een eenvoudige netwerkvorm, een zogenaamd lokaal gedeeld netwerk. Gebruik deze
configuratie uitsluitend in kleine groepen of bij beperkt gebruik van de printer. De snelheid van de
computer die is aangesloten op de printer, neemt af wanneer veel gebruikers afdruktaken naar de printer
sturen.
Delen in een Macintosh-omgeving vereist ten minste het volgende:
•
De communicatie van de Macintosh-computers in het netwerk moet via TCP/IP verlopen en de
computers moeten een IP-adres hebben. (AppleTalk wordt niet ondersteund.)
•
De gedeelde printer moet zijn aangesloten op een ingebouwde USB-poort op de Macintosh-
hostcomputer.
•
Op de Macintosh-hostcomputer en de Macintosh-clientcomputers die de gedeelde printer gebruiken,
moet software voor het delen van een printer en het printerstuurprogramma (of PPD) voor de
geïnstalleerde printer geïnstalleerd zijn. (U kunt de software voor het delen van de printer en de
bijbehorende Help-bestanden installeren met gebruik van de Installer.)
•
Op de Macintosh-clientcomputers moeten de juiste printerstuurprogramma's van HP zijn geïnstalleerd.
•
De Macintosh-clientcomputers moeten PowerMac-computers zijn.
Raadpleeg voor meer informatie over het delen van een USB-printer de ondersteuningsinformatie op de
Apple-website (http://www.apple.com) of de Mac Help op de computer.
Printer configureren
55