NL
Omhoog rijden
• Rij de helling in rechte lijn op en met een hogere snelheid, en leun een beetje naar voor.
Als u de helling schuin neemt of te traag, bestaat er kans op kantelen of vallen.
• Keer nooit om op een helling.
Omlaag rijden
• Rij de helling in rechte lijn op (voorwaarts of achterwaarts) en met een lage snelheid. Als
u de helling schuin neemt of te snel, bestaat er kans op kantelen of vallen.
• Leun bij het voorwaarts afdalen een beetje naar achter; leun bij achterwaarts afdalen een
beetje naar voor.
3.2.8 Obstakels nemen
WAARSCHUWING
• Gebruik met uw scooter nooit de roltrap.
• Neem drempels altijd recht vooraan.
• Let erop dat de vier wielen altijd de grond raken tijdens het omhoog of omlaag rijden.
Het is mogelijk om met uw scooter hindernissen te nemen van maximum 100 mm. Neem een
aanloop van 500 mm om de hindernis te kunnen oprijden.
3.3
Transfer in/uit de scooter
1. Plaats de scooter zo dicht mogelijk bij de plaats waar u wil
overstappen.
2. Zorg ervoor dat de scooter uit staat.
3. Draai de armlegger omhoog aan de kant waar u wil in-/uitstappen.
4. Draai de stoel indien nodig (zie §3.5.2).
5. Beweeg naar/uit de stoel van de scooter.
3.3.1 Correcte positie in de scooter
Enkele aanbevelingen om uw scooter comfortabel te kunnen gebruiken:
1. Plaats uw onderrug zo dicht mogelijk bij de rugsteun.
2. Zorg ervoor dat uw bovenbenen horizontaal zijn.
Kans op letsel door onverwachte beweging
Carpo 3, Carpo 4, Carpo 3D, Carpo 4D
500 mm
100 mm
12
2021-05
Uw scooter gebruiken