4.4
Geluidssignaal
Het geluidssignaal klinkt aan het einde van een programma en bij een
storing. Het geluidssignaal kan in drie standen («UIT», «ZACHT», «LUID»)
ingesteld worden.
Bij storingen weerklinkt het geluidssignaal ook in uitgeschakelde
toestand.
Als de uitgestelde start is ingesteld, klinkt er aan het einde van het
programma geen geluidssignaal.
Geluidsvolume wijzigen
Houd toets
➤
Druk toets
zo vaak in tot de actuele
➤
instelling in de display staat, bijv.:
Druk toets
➤
gewenste instelling in de display staat,
bijv.:
– De instelling wordt overgenomen.
Druk toets
zo vaak in tot in de display
➤
staat:
5 seconden ingedrukt.
zo vaak in tot de
4 Persoonlijke instellingen
Gebruikersinstellingen
Geluidssignaal
Geluidssignaal
Instellingen opgeslagen
LUID
ZACHT
23