Monteren
4.7 Sluit de motor aan in de aansluitkast
Monteer de ingaande en uitgaande elementen met een opspaninrichting.
Afbeelding 4-2
De rotor van de motor is dynamisch uitgebalanceerd. De balanstoestand is aangegeven in
de inlegspie: H = balanceren met halve spie, F = balanceren met hele spie.
Pas de balans van de op te spannen transmissiedelen van de ventilatorbalans aan.
Verwijder bij balanceren met een halve spie H het overstaande zichtbare deel van de
inlegspie.
4.7
Sluit de motor aan in de aansluitkast
4.7.1
Algemene informatie voor het motoraansluiting
Onbedoeld starten van het aandrijfaggregaat
Alle werkzaamheden mogen alleen aan een stilstaande machine in vrijgeschakelde en
tegen herinschakelen beveiligde toestand worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor hulpcircuits
(bijv. stilstandverwarming).
Controleren of er geen spanning meer aanwezig is.
Indien de netspanning afwijkingen vertoont wat betreft spanning, frequentie, sinusvorm of
symmetrie, kan dit extra opwarming veroorzaken.
Dit beïnvloedt de elektromagnetische compatibiliteit.
Vóór aanvang van de werkzaamheden een veilige verbinding van de beschermgeleider tot
stand brengen.
Sluit de motor dusdanig aan dat een duurzame, veilige elektrische verbinding wordt
gewaarborgd. De draaduiteinden mogen niet uitsteken. Gebruik de uitrusting van het
toegewezen kabeleinde.
Sluit de netspanning in de aansluitkast aan. Breng de schakelbeugels volgens het in de
aansluitkast aanwezige schakelschema voor ster- of driehoekschakeling aan.
Kies de aansluitkabels volgens DIN VDE 0100. Neem de nominale stroomsterkte en de
installatieafhankelijke voorwaarden in acht.
26
Voorbeeld van een opspaninrichting
GEVAAR
Bedieningshandleiding, 08/2018, A5E38107282A/RS-AD
BA 2320