Bedieningshandleiding
•
Maximale vraag
De belasting van het systeem wordt verhinderd als de belasting van het systeem (gemeten door de
schuifklepsensoren of berekend zoals beschreven) een setpoint voor maximale belasting nadert (binnen -5%
tot het setpoint).
Het systeem wordt ontlast als de belasting van het systeem hoger is dan het setpoint maximale belasting.
Het setpoint maximale belasting kan worden afgeleid van een 4-20 mA-ingang (4mA → limiet=100%; 20 mA
→ limiet=0%), of van een numerieke ingang afkomstig van het monitoringsysteem (beperking vraag netwerk).
•
SoftLoad
Bij de start van het systeem (wanneer de eerste compressor start) kan er voor een verstreken tijd een tijdelijke
beperking van de vraag worden ingesteld.
5.22
PompenVerdamper
De basisconfiguratie voorziet één verdamperpomp, terwijl een tweede pomp optioneel is. Wanneer beide pompen zijn
geselecteerd, zal het systeem elke tijd dat er een pomp moet worden gestart de pomp met het laagste aantal bedrijfsuren
starten. Er kan een vaste startvolgorde worden ingesteld. Een pomp wordt gestart bi j de inschakeling van het systeem;
binnen 30 seconden moet een debietschakelaar van de verdamper sluiten, anders wordt er een "Alarm stroom verdamper"
geactiveerd. Het alarm wordt drie keer automatisch gereset als de debietschakelaar van de verdamper voor meer dan 30
seconden sluit. De start na het vierde alarm moet handmatig gereset worden.
5.23
Regeling ventilatoren
De regeling van de ventilatoren wordt gebruikt voor het beheer van de condensatiedruk in de modi Koelen, Koelen/Glycol
en IJs en van de verdampingsdruk in de modus Verwarmen. In beide gevallen kunnen de ventilatoren beheerd worden
voor de regeling van:
•
Condensatie- of verdampingsdruk,
•
Drukverhouding,
•
Drukverschil tussen condensatie en verdamping.
Er zijn vier besturingsmethoden beschikbaar:
•
Fantroll,
•
Frequentieregelaar,
•
Speedtroll.
5.23.1
Fantroll
Er wordt een stapsgewijze besturing gebruikt; de stappen van de ventilator worden geactiveerd of gedeactiveerd om de
bedrijfsomstandigheden van de compressor binnen een toelaatbaar bereik te handhaven. De stappen van de ventilatoren
worden geactiveerd of gedeactiveerd om de wijziging van de condensatiedruk (of de verdampingsdruk) zoveel mogelijk te
beperken; hiervoor wordt er één ventilator per keer gestart of gestopt. De ventilatoren zijn verbonden met de stappen
(digitale uitgangen) in overeenstemming met het schema van de onderstaande tabel
Koppeling ventilatoren met stappen
Stap
1
2
3
4
5
De stappen van de ventilatoren wordt geactiveerd of gedeactiveerd op basis van de onderstaande tabel fasen
Fasen stappen
2
Fase
1
1
2
1+2
3
EWYD_BZ
2
3
4
1
1
1
2
2
2
3
3,4
3
4
1
1
1+2
1+2
1+2+3
1+3
Aantal ventilatoren per circuit
5
6
Ventilatoren op de stap
1
1
2
2
3,4
3,4
5
5,6
Aantal ventilatoren per circuit
5
6
Actieve stap
1
1
1+2
1+2
1+3
1+3
D-EOMCP00104-14_02NL
7
8
9
1
1
1
2
2
2
3,4
3,4
3,4
5,6
5,6
5,6
7
7,8
7,8,9
7
8
1
1
1+2
1+2
1+2
1+3
1+3
1+3
9
1
25/37