Bedieningshandleiding
Waarbij T de benadering van het instelbare ontwerp van de pijpenbundel is (standaard=12°C), en Ssh de oververhitting
inlaat.
De ontdooiingsprocedure wordt nooit uitgevoerd als Ta > 7 °C (instelbaar na invoer wachtwoord onderhoud).
De ontdooiingsprocedure wordt nooit uitgevoerd als Ts > 0 °C (instelbaar na invoer wachtwoord onderhoud).
Tijdens de ontdooiing wordt het circuit gedurende een instelbare tijd (standaard 10 min.) overgeschakeld naar de modus
"Koelen" als Ta < 2 °C (instelbaar na invoer wachtwoord onderhoud). Anders wordt de compressor gestopt en blijven de
ventilatoren gedurende een instelbare tijd (standaard 15 min.) bij maximale snelheid draa ien. De ontdooiingsprocedure
wordt gestopt als de wateruitlaattemperatuur van de verdamper onder een ingestelde waarde daalt of als de
ontlastingsdruk een ingestelde waarde bereikt. Tijdens de ontdooiingsprocedure worden het "Alarm lagedrukschakelaar"
en "Alarm lage inlaatdruk" gedeactiveerd. Als de overschakeling naar de modus "Koelen" is vereist, wordt dit alleen
uitgevoerd als het drukverschil tussen de uitlaat en inlaat van de compressor de waarde 4 bar overschrijdt; als dit niet het
geval is, wordt de compressor belast om deze toestand te bereiken. Na de overschakeling worden de compressoren van
de compressor uitgeschakeld en wordt er een procedure voor voorontluchting uitgevoerd (bij minimale belasting
compressor). Na de voorontluchting wordt de compressor belast door de magneetklep belasting met een instelbaar aantal
pulsen te bekrachtigen (standaard=3). Aan het einde van de ontdooiingsprocedure in de modus Koelen worden de
compressoren na de volledige ontlasting uitgeschakeld zonder het afpompen uit te voeren; vervolgens worden de
vierwegkleppen ontkrachtigd. De compressoren zijn dan beschikbaar voor het temperatuurregelsysteem waarbij de start
door de starttimer wordt genegeerd.
5.19
Vloeistofinspuiting
De vloeistofinspuiting in de uitlaatleiding wordt geactiveerd in zowel de modus Koelen/IJs als in de modus Verwarmen, als
de uitlaattemperatuur een instelbare waarde overschrijdt (standaard=85°C). De vloeistofinspuiting in de inlaatleiding wordt,
alleen in de modus Verwarmen, geactiveerd als de oververhitting uitlaat een instelbare waarde overschrijdt
(standaard=35°C).
5.20
Procedure voor warmteterugwinning
De procedure voor warmteterugwinning is alleen beschikbaar voor als koelers geconfigureerde systemen (niet beschikbaar
voor warmtepompen). De fabrikant selecteert de circuits die met warmteterugwinning zijn uitgerust.
5.20.1
Warmteterugwinningspomp
Wanneer warmteterugwinning wordt geactiveerd, start de besturing de warmteterugwinningspomp (als een tweede pomp
is voorzien, wordt de pomp met het kleinste aantal bedrijfsuren geselecteerd – anders moet de te gebruiken pomp met de
hand worden ingesteld). Binnen 30 seconden moet een debietschakelaar van het warmteterugwinningssysteem sluiten,
anders wordt er een "Alarm stroom warmteterugwinning" geactiveerd en wordt de functi e warmteterugwinning
gedeactiveerd. Het alarm wordt gedurende drie keer automatisch gereset als de debietschakelaar van de verdamper meer
dan 30 seconden sluit. De start na het vierde alarm moet handmatig gereset worden. Er mag geen terugwinningscircuit
geactiveerd worden als er een alarm debietschakelaar optreedt. In geval van een alarm debietschakelaar tijdens de
werking van het terugwinningscircuit zal de betreffende compressor worden uitgeschakeld en is de reset van het alarm
niet mogelijk tot de stroom wordt hersteld (anders zal de warmtewisselaar van de warmteterugwinning bevriezen).
5.20.2
Besturing van warmteterugwinning
Wanneer de warmteterugwinning is geactiveerd, activeert of deactiveert de besturing de warmteterugwinningscircuits
volgens stapsgewijze logica. Met name wanneer er een volgende fase voor warmteterugwinning wordt geactiveerd (een
nieuw warmteterugwinningscircuit wordt ingeschakeld) als de wateruitlaattemperatuur van de warmteterugwinning
gedurende een tijd langer dan een instelbare waarde (tijd tussen starts warmteterugwinning) voor een waarde boven het
instelbare regelbereik onder het setpoint blijft. Wanneer er een terugwinningsfase is vereist, wordt de betreffende
compressor volledig ontlast en vervolgens wordt de terugwinningsklep bekrachtigd. Nadat de terugwinningsklep
omschakelt, wordt de belasting van de compressor verhinderd tot de verzadigde condenseringstemperatuur lager is dan
een instelbare drempelwaarde (standaard=30,0°C).
Op dezelfde manier wordt er een warmteterugwinningsfase gedeactiveerd (een warmteterugwinningscircuit wordt
uitgeschakeld) als de wateruitlaattemperatuur van de warmteterugwinning langer dan een eerder ingestelde tijd voor meer
dan een instelbaar regelbereik boven het setpoint blijft. In het terugwinningslus is een setpoint hoge temperatuur actief; dit
zal alle terugwinningscircuits op hetzelfde moment deactiveren als de watertemperatuur van de warmteterugwinning boven
een instelbare drempelwaarde stijgt (standaard=50,0°C). Er wordt een driewegklep gebruikt om de watertemperatuur voor
warmteterugwinning bij de start te verhogen; een proportionele regeling wordt gebruikt om de stand van de klep te bepalen;
bij een lage temperatuur zal de klep het teruggewonnen water recirculeren, terwijl de klep bij het stijgen van de temperatuur
een deel van de stroom zal omleiden.
EWYD_BZ
D-EOMCP00104-14_02NL
23/37