D-EOMCP00104-14_02NL
Tabel 4 – Schema uitschakeling compressoren in modus IJs (systeem met 3 compressoren)
Wateruitlaattemperatuur verdamper
SetP – SDT/n < Uitlaattemperatuur verdamper < SetP
SetP – 2*SDT/n < Uitlaattemperatuur verdamper <
SetP– SDT/n
SetP – 3*SDT/n < Uitlaattemperatuur verdamper <
SetP – 2*SDT/n
SetP – 4*SDT/n < Uitlaattemperatuur verdamper <
SetP – 3*SDT/n
5.6 Timing compressoren
De werking van de compressoren moet voldoen aan vier vereisten inzake timing:
•
Minimale tijd tussen de starts van dezelfde compressor (timer tijd tussen starts): dit is de minimale tijd tussen twee
starts van dezelfde compressor
•
Minimale tijd tussen de starts van verschillende compressoren: dit is de minimale tijd tussen twee starts van twee
verschillende compressoren
•
Minimale tijd ingeschakelde compressor (time start tot stop): dit is de minimale tijd voor de werking van de compressor;
de compressor kan niet gestopt worden als deze timer niet is verlopen (tenzij er een alarm optreedt)
•
Minimale tijd uitgeschakelde compressor (timer stop tot start): dit is de minimale tijd dat de compressor uitgeschake ld
kan zijn; de compressor kan niet starten als deze timer niet is verlopen
De minimale tijd voor uitgeschakelde compressor (timer stopt tot start) heeft twee verschillende instellingen: één van
toepassing voor de modi Koelen, Koelen/Glycol en de modus Ve rwarmen, en de andere van toepassing voor de modus
IJs.
5.7 Bescherming compressoren
Om de compressor te beschermen tegen verlies van smering, wordt het drukbereik van de compressor continu
gecontroleerd; voor de minimale en maximale belasting van de compressor is er een minimale waarde ingesteld; voor
tussenliggende belastingen van de compressor wordt er een lineaire interpolatie uitgevoerd.
Het alarm voor laag drukbereik treedt op als het drukbereik bij het verlopen van een timer onder de minimale waarde voor
nominale compressorcapaciteit blijft.
Bij de start is de compressor volledig ontlast en de belasting ervan wordt niet geactiveerd tot het drukbereik een ingestelde
waarde overschrijdt (standaard gelijk aan 2).
5.8 Startprocedure compressoren
Voordat de compressoren worden gestart, wordt de magneetklep voor ontlasten bekrachtigd tot het verlopen van een timer
(standaard 60 sec).
Bij de start van de compressor zal de besturing een reeks voorontluchtingsprocedures uitvoeren om de verdamper te
ledigen; de ontluchtingsprocedure is afhankelijk van het type expansieklep.
De voorontluchtingsprocedure wordt niet uitgevoerd als de verdampingsdruk lager is dan het setpoint alarm lage druk
(omstandigheden vacuüm in de verdamper).
De compressor kan niet belasten als de afvoer oververhitting een ingestelde waarde overschrijdt (standaard 12,2 °C, 22
F) gedurende een tijd langer dan een ingestelde waarde (standaard 30 sec).
5.9 Voorstart ventilator in modus Verwarmen
Als het systeem functioneert in de modus Verwarmen en de buitentemperatuur voorafgaand aan de start van de
compressor lager is dan een ingestelde drempelwaarde van 10,0°C (50,0°F), zullen bij de start alle ventilatoren worden
ingeschakeld met een constante onderlinge vertraging.
5.10 Voorontluchtingsprocedure met elektronische expansie
Bij de start van de compressor zijn de EEXV volledig gesloten tot de verzadigingstemperatuur bij de verdamperdruk de
waarde van –10 °C (14 F) bereikt (instelbaar in het bereik –12 -4 °C (10.4 24.8 F); vervolgens worden de kleppen
geopend naar een vaste stand (instelbaar door de fabrikant met een standaardwaarde gelijk aan 20%), tot aan het verlopen
van een timer (standaard 30 sec).
20/37
Status compressoren
Alle compressoren mogen
functioneren
(n-1) compressoren mogen
functioneren
(n-2) compressoren mogen
functioneren
Geen compressor mag functioneren
Bedieningshandleiding
EWYD_BZ