3
Bediening
Bediening van de ultrasoongenerator vindt plaats aan de voorzijde via de
bedieningsmodule - afhankelijk van de confi guratie via regelmodule SM3 (volgende
hoofdstuk) of processormodule PRO 3 (afzonderlijke gebruiksaanwijzing).
Zo nodig kan regelmodule SM 3 worden vervangen door processormodule PRO 3, zie
hoofdstuk 7.2.2.
3.1
Regelmodule SM 3
Lampindicator:
- De lampindicator geeft het op de vermogensdraaiknop 'POWER' ingestelde vermogen in
stappen van 10% aan, ook bij gebruik via de aansluiting van de afstandsbediening.
- De onderste led brandt als de generator bij minimaal vermogen in werking is.
- Als de HF-schakelaar uitgeschakeld is of de vermogensafgifte via de aansluiting voor de
afstandsbediening geblokkeerd is, brandt van de led-strip slechts één led. Deze geeft
het ingestelde streefvermogen weer.
- Wordt de generator via de HF-schakelaar of de afstandsbediening gestart, dan branden
de led's onder de afzonderlijke led's extra.
- Als er een storing optreedt (zie storingsanalyse, hoofdstuk 6.2) knipperen alle
eerder brandende led's samen.
- Wordt de generator extern via de RS 232-aansluiting gestuurd, dan branden van boven
gezien de derde, vijfde en zevende led.
Draairegelaar voor de instelling van het vermogen:
Het vermogen kan ononderbroken van 10 tot 100 % worden ingesteld. Door draaien wordt
het vermogen van alle modules gelijktijdig ingesteld.
Ultrasoonschakelaar:
In- en uitschakelen van de vermogensafgifte.
23366b NL/2020-02
1 electronic GmbH & Co. KG • Heinrichstraße 3-4 • 12207 Berlin • Deutschland • info@bandelin.com
Lampindicator
Draairegelaar voor de
instelling van het vermogen
(POWER)
HF-schakelaar
15 / 30