1 Veiligheidsvoorschriften
1.5
Gebruik
Het toestel mag nooit aan het beweegbare bedieningspaneel
worden opgetild of verschoven.
• Als de aanvoerleidingen zijn beschadigd of als het toestel zichtbare
beschadigingen vertoont, neem het dan niet in gebruik en wendt u zich tot
onze klantendienst.
• Zodra er een functiestoring wordt ontdekt, moet het toestel van het
stroomnet worden losgekoppeld.
• Als de aansluitleiding van het toestel is beschadigd, moet deze door
deklantendienst worden vervangen om gevaren te vermijden.
• Houd huisdieren uit de buurt van het toestel.
• Neem om uw was te beschermen de waslabels in acht en volg de aanwij-
zingen op die u kunt vinden onder
• Gebruik bij het wassen geen wasverzachter of andere textielonderhoud-
smiddelen. Neem anders de voorschriften van de fabrikant in acht.
• Schakel het toestel nooit in zonder deurzeef of met een beschadigde
deurzeef. Brandgevaar door pluizen!
• Zorg ervoor dat zich rondom de droger geen pluizen verzamelen.
• Kijk voor het sluiten van de toesteldeur en het starten van een programma
na of er zich geen vreemde voorwerpen of huisdieren in de wastrommel
bevinden.
• Tijdens het drogen worden de achterwand, de wastrommel en de binnen-
zijde van de toesteldeur heet. Vermijd daarom deze delen aan te raken.
• Beëindig een droogprogramma nooit voortijdig. Aan het einde van het
droogprogramma wordt een afkoelfase uitgevoerd. Verwijder indien
mogelijk snel het gewassen goed en verspreid het gewassen goed
zodanig dat de hitte snel kan ontsnappen.
• Het condenswater dat ontstaat is niet geschikt om te drinken.
• Als u gedurende langere tijd afwezig bent, schakel dan de elektrische
stroom uit door de netstekker uit het stopcontact te trekken. Trek daarbij
de netstekker nooit aan het snoer uit het stopcontact.
8
T
IPS RONDOM HET DROGEN
.