787
Gebruiksaanwijzing
Elektrische parameters meten
De juiste volgorde voor het maken van metingen is als
volgt:
1.
Steek de meetkabels in de desbetreffende
aansluitingen.
2.
Stel de draaiknop in.
3.
Plaats de probes op de testpunten.
Ingangsimpedantie
Voor de spanningsmeetfuncties is de ingangsimpedantie
10 MΩ. Zie de specificaties voor nadere informatie.
Bereiken
Een meetbereik bepaalt de hoogste waarde die door de
meter kan worden gemeten. De meeste meetfuncties van
de meter hebben meer dan één bereik (zie de
specificaties).
Het is belangrijk dat de meter zich in het juiste bereik
bevindt:
•
Als het bereik te laag is, geeft het display OL
(overbelasting) weer.
•
Als het bereik te hoog is, toont de meter niet zijn
meest nauwkeurige meting.
Gewoonlijk kiest de meter automatisch het laagste bereik
waarmee het toegediende ingangssignaal zal worden
18
gemeten (het display geeft Auto te zien). Druk op
Kals u het bereik wilt vergrendelen. Telkens
wanneer u op Kdrukt, kiest de meter het volgende
hogere bereik.
Als u het bereik hebt vergrendeld, hervat de meter
automatisch bereik als u naar een andere meetfunctie
schakelt of op K drukt en de toets 1 seconde
ingedrukt houdt.
Een signaalmengsel meten
Omdat de ingang dc-gekoppeld is, dient u handmatig het
in tabel 7 gespecificeerde bereik te selecteren om een ac-
spanning of -frequentie met een dc-voorspanning te
meten. Om bijvoorbeeld 100 mV ac met toegevoegde 20
V dc te meten, kiest u het bereik van 4 V.
Tabel 7. Bereikvereisten voor het meten van een
signaalmengsel
Bereik (ac)
400,0 mV
4,000 V
40,00 V
400,0 V
1000 V
Max. toegestane AC + DC
3 V
30 V
300 V
400 V
1000 V