17 Storingen verhelpen
Kleinere storingen aan het apparaat kunt u zelf verhel-
pen. Raadpleeg voordat u contact opneemt met de
klantenservice de informatie over het verhelpen van
storingen. Zo voorkomt u onnodige kosten.
WAARSCHUWING ‒ Kans op letsel!
Ondeskundige reparaties zijn gevaarlijk.
Alleen geschoold vakpersoneel mag reparaties aan
▶
het apparaat uitvoeren.
Bel de servicedienst als het apparaat defect is.
▶
WAARSCHUWING ‒ Kans op elektrische schok!
Ondeskundige reparaties zijn gevaarlijk.
Alleen daarvoor geschoold vakpersoneel mag repa-
▶
raties aan het apparaat uitvoeren.
17.2 Functiestoringen
Storing
Apparaat werkt niet.
Het apparaat is inge-
schakeld. De functie-
indicatie brandt niet.
De functie-indicatie
knippert.
Het servies of het
voedsel blijft koud.
Het servies of het
voedsel wordt niet
warm genoeg.
Het apparaat scha-
kelt zichzelf uit.
en
branden.
Oorzaak en probleemoplossing
De zekering in de zekeringenkast is in werking getreden.
Controleer de zekering in de meterkast.
▶
Stroomvoorziening is uitgevallen.
Controleer of de verlichting van de binnenruimte of andere apparaten functioneren.
▶
Open het apparaat.
1.
Na een stroomstoring branden de tiptoetsen oplopend van links naar rechts.
Na ca. 30 s dooft de aanwijzing en is het apparaat klaar voor gebruik.
Start de gewenste functie.
2.
De functie-indicatie is defect.
Neem contact op met de klantenservice.
▶
→ "Servicedienst", Pagina 14
Het apparaat warmt op.
Wacht tot het opwarmen is beëindigd.
▶
Stroomvoorziening is uitgevallen.
Controleer of de verlichting van de binnenruimte of andere apparaten functioneren.
▶
Het apparaat is uitgeschakeld.
Zet het apparaat aan.
▶
De warmhoudlade is niet volledig gesloten.
Sluit de warmhoudlade.
▶
Het servies dekt de ventilatiesleuf af en het apparaat schakelt de oververhittingsbeveiliging
in.
Plaats het servies niet direct voor de ventilatiesleuven op de achterwand van het appa-
▶
raat.
Stroomvoorziening is uitgevallen.
Controleer of de verlichting van de binnenruimte of andere apparaten functioneren.
▶
Het servies of het voedsel werd niet lang genoeg opgewarmd.
Warm het servies of het voedsel gedurende een langere periode op.
▶
De warmhoudlade is niet volledig gesloten.
Sluit de warmhoudlade.
▶
Het apparaat is oververhit.
1.
Wacht tot het apparaat is afgekoeld.
Zorg ervoor dat de ventilatie-openingen op de achterwand van het apparaat niet worden
2.
afgedekt.
3.
Controleer of bij een daarboven ingebouwde bakoven de pyrolysefunctie wordt uitge-
voerd.
Er mogen uitsluitend originele reserveonderdelen
▶
worden gebruikt voor reparatie van het apparaat.
Als het netsnoer van dit apparaat beschadigd raakt,
▶
dient dit te worden vervangen door een speciaal
snoer dat verkrijgbaar is bij de fabrikant of de servi-
cedienst.
17.1 Storingsindicatie
In geval van een storing knippert de functie-indicatie
snel. Er klinkt een geluidssignaal. Wanneer u het appa-
raat opent, dan branden op het bedieningspaneel sym-
bolen, afhankelijk van de oorzaak.
Raak een willekeurige tiptoets aan om het geluidssig-
naal uit te schakelen. Wanneer u vervolgens
raakt, dooft de indicatie.
Storingen verhelpen nl
aan-
13