het systeem herstellen met herstelschijven
Maak uw eigen herstel-cd-dvd's voor u ze nodig hebt; herstelschijven werden
niet meegeleverd met uw computer. Zie "herstel-cd-dvd's maken" op pagina 85.
systeemherstel starten met herstelschijven
Er zijn twee herstelopties mogelijk met de herstelschijven:
•
Standaardherstel: Met deze optie worden door de fabriek geleverde
programma's, stuurprogramma's en het besturingssysteem teruggezet en
worden door u gemaakte gegevensbestanden op de computer ongemoeid
gelaten. Na het systeemherstel staan sommige bestanden mogelijk niet meer
op dezelfde plek. Daarom is het toch verstandig om een back-up van alle
bestanden op de vaste schijf te maken voordat u het systeemherstel uitvoert.
•
Volledig systeemherstel: Met deze herstelfunctie wordt de vaste schijf
helemaal gewist en opnieuw geformatteerd. Het programma voert een
volledig systeemherstel uit waarbij het besturingssysteem, de programma's
en de stuurprogramma's opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de schijven
voor systeemherstel. Eventuele software die niet van fabriekswege was
geïnstalleerd, dient u echter zelf opnieuw te installeren. Dit betreft onder
andere de software die op cd's is meegeleverd in de doos met
computeraccessoires en de softwareprogramma's die u na de aankoop van de
computer heeft geïnstalleerd.
OPMERKING:
Bij een lege of defecte vaste schijf is alleen een volledig
systeemherstel mogelijk.
het systeemherstelprogramma uitvoeren met herstelschijven:
1 Als de computer werkt, maakt u een back-up van alle gegevensbestanden die
u op verwijderbare media kunt plaatsen, zoals cd-rw of diskette. Neem
vervolgens de back-up-cd of diskette die u hebt gemaakt uit het station.
2 Druk op de uitwerpknop van het bovenste cd-station en wacht tot de lade
wordt geopend. Plaats herstelschijf 1 in het station en sluit de lade.
3 U schakelt de computer als volgt uit:
•
Als de computer werkt: klik op Start op de taakbalk, klik op Uitschakelen
en vervolgens op Uitschakelen.
Of:
•
Houd de aan/uit-knop ongeveer vijf seconden ingedrukt totdat de
computer wordt uitgeschakeld.
4 Ontkoppel alle randapparaten van de computer behalve de monitor, het
toetsenbord en de muis.
5 Druk op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen.
toepassingherstel en systeemherstel gebruiken
91