SMA Solar Technology AG
Werkwijze:
• Onder SMA SMART HOME instellingen in de regel EEBUS-protocol: Actief selecteren.
11.3.9 Externe stroomtransformator configureren
☐ Instelling alleen onder Uitgebreide configuratie mogelijk
☐ Het geïntegreerde meetsysteem van de Sunny Home Manager kan bij directe aansluiting tot een maximale
stroom van 63 A per fase meten. Voor het meten van stromen > 63 A per fase moeten stroomtransformatoren
worden gebruikt (zie hoofdstuk 8.2.3, pagina 27).
Werkwijze:
1. Bij de vraag Externe stroomtransformator: Ja aanklikken.
2. In de velden Primaire stroom: en Secundaire stroom: de opgegeven overbrengingsverhoudingen invoeren
(fabrieksinstelling: telkens 1).
3. Kies [Opslaan].
11.3.10 Energiemeter opnieuw configureren
In het gedeelte Meterconfiguratie worden de gegevens weergegeven, die bij de inbedrijfstelling en registratie van
de installatie werden ingevoerd (zie hoofdstuk 9.1.4, pagina 32).
☐ Een wijziging is alleen mogelijk onder Uitgebreide configuratie.
Alleen bij absoluut noodzakelijke wijzigingen de meter opnieuw configureren.
Dit kan bijv. het geval zijn als de netwerkexploitant een snellere reactie bij de dynamische begrenzing van het
werkelijke vermogen of de zero feed-in (zero export) vereist.
Werkwijze:
1. Op het tabblad voor de apparaatinstelling van de Sunny Home Manager [Bewerken] selecteren.
2. In het gedeelte Meterconfiguratie in de vervolgkeuzemenu's van de velden Afname en teruglevering
alsmede PV-opwekking de gewenste teruglever- en afnamemeter alsmede PV-opwekkingsmeter selecteren.
3. In het vervolgkeuzemenu Meetinterval interne Energy Meter de gewenste meetinterval selecteren:
Tip: interval op 200 ms instellen, om maximaal mogelijke regelsnelheid van SMA omvormers te bereiken. (Voor
batterij-omvormers eventueel FW-versie bijwerken.)
4. Als communicatieproblemen optreden, in de invoervelden onder Directe energiemeter communicatie IP-
adressen invoeren.
5. Kies [Opslaan].
11.3.11 Modbus-interface configureren
☐ Deze instelling is alleen onder Uitgebreide configuratie mogelijk.
Elk apparaat dat via een Modbus-communicatieprotocol met de Sunny Home Manager moet communiceren, moet
eenduidig zijn geadresseerd.
Op het tabblad Modbus-configuratie kunnen maximaal 4 verschillende Modbus-configuraties worden opgeslagen,
waarmee de Sunny Home Manager naar aangesloten apparaten zoekt. De gevonden apparaten verschijnen na een
succesvolle zoekopdracht op het tabblad Overzicht nieuwe apparaten en kunnen daar worden toegevoegd (zie
hoofdstuk 11.2.1, pagina 55).
Werkwijze:
1. Na selecteren van de weergave Uitgebreide configuratie het tabblad Modbus-configuratie openen.
2. In de kolom Modbus-profiel uit het vervolgkeuzemenu-menu het gewenste voorgedefinieerde Modbus-apparaat
selecteren.
Bedieningshandleiding
11 Apparaatbeheer
HM-20-BE-nl-14
61