GEBRUIK
P P r r o o g g r r a a m m m m e e r r e e n n
Het apparaat is nu aangesloten en de tijd is ingesteld.
Open de deur met het handvat. Zet het gerecht in de magnetronoven en sluit de deur.
Als de deur niet goed dicht is werkt het apparaat niet.
Wanneer u de deur opent tijdens de werking wordt het programma niet geannuleerd, maar
slechts onderbroken. Om de magnetronoven opnieuw te starten, sluit de deur en druk op
de "- / +" selectieknop.
Als u dit binnen 1 minuut na de programmering niet heeft gedaan, nodigen 3 pieptonen u uit
om het programma te starten of te wijzigen. Zonder verdere instructies en na nog een
minuut en een extra pieptoon, worden de instellingen geannuleerd en dient u opnieuw te
programmeren. Om onmiddellijk te annuleren druk op de "- / +" selectieknop indien de
deur open is of draai de selectieknop op OFF.
U kunt 2 seconden lang op de "- / +" selectieknop drukken om een programma te annu-
leren voordat de kooktijd geprogrammeerd wordt.
O O m m e e e e n n t t w w e e e e d d e e p p r r o o g g r r a a m m m m a a i i n n t t e e s s t t e e l l l l e e n n n n a a d d a a t t h h e e t t e e e e r r s s t t e e i i s s a a f f g g e e l l o o p p e e n n , , d d i i e e n n t t u u d d e e d d e e u u r r t t e e
o o p p e e n n e e n n e e n n t t e e s s l l u u i i t t e e n n . .
Drie pieptonen geven het eind van elk programma aan en de ovenklok geeft de tijd weer aan.
Als de deur open wordt gelaten, gaat het licht na 3 minuten uit.
Om vocht te verwijderen is het apparaat uitgerust met een uitgestelde ventilatiefunctie.
Afhankelijk van de bakwijze, blijft de ovenventilatie doorwerken na het eind van het program-
ma. Het stopt automatisch.
G G e e b b r r u u i i k k v v a a n n v v e e r r m m o o g g e e n n n n i i v v e e a a u u s s
Vermogenniveau
1000 W / 900 W
800 W / 700 W
600 W
500 W
400 W / 300 W
200 W
100 W
W W E E E E R R G G E E G G E E V V E E N N V V E E R R M M O O G G E E N N : : 1 1 0 0 0 0 0 0 W W
Snel verwarmen van dranken, water, waterhoudende gerechten.
Koken van waterhoudende voedingsmiddelen (soep, sauzen,
tomaten, enz.).
Koken van verse of diepgevroren groente.
Smelten van chocolade.
Koken van vis en schaaldieren. Opwarmen op 2 niveaus.
Stoven van peulvruchten. Verwarmen of koken van gerechten op
basis van eieren.
Zachtjes koken van melkproducten, jam.
Manueel ontdooien. Zacht laten worden van boter, ijs.
Ontdooien van gebakjes met crème.
11
Gebruik