Dialog iQ
11
260
11.2.3
Bloeddrukmeting
Richtlijnen voor bloeddrukmeting
Om in rust nauwkeurige bloeddrukmetingen te verkrijgen, zorg ervoor dat de
patiënt zich in de volgende positie bevindt:
•
comfortabele positie,
•
benen niet gekruist,
•
de rug en arm moeten worden ondersteund,
•
de patiënt moet zich ontspannen en tijdens de meting niet praten.
Bloeddrukmetingen kunnen worden beïnvloed door
•
metingslocatie,
•
de positie van de patiënt (staand, zittend, liggend),
•
inspanning,
•
de fysieke conditie van de patiënt,
•
patiënt's kleding.
De volgende omgevings- of operationele factoren kunnen de ABPM-prestatie
en/of de bloeddrukmeting beïnvloeden:
•
Veelvoorkomende aritmieën zoals atriale- of ventriculaire premature
slagen of atriumfibrilleren,
•
ateriële sclerose,
•
slechte perfusie,
•
diabetes,
•
leeftijd,
•
zwangerschap,
•
pre-eclampsie,
•
nierziekten,
•
bewegingen, trillen, rillen van de patiënt.
In het geval van onverwachte uitslagen:
1.
controleer de positie van de patiënt en de metingsvoorwaarden.
2.
Herhaal de meting.
3.
Voer een referentiemeting uit als dat vereist is.
WAARSCHUWING!
Risico voor de patiënt vanwege verkeerde metingen!
Drukregeling van manchet kan storen of tijdelijk verlies veroorzaken van de
functie van andere monitorapparatuur die tegelijkertijd wordt gebruikt op
hetzelfde ledemaat van de patiënt.
•
Monitor de patiënt regelmatig.
•
Controleer de resultaten alvorens de behandelparameters te wijzigen.
•
Verander de behandeling nooit op basis van enkel de weergegeven
waarden.
•
De behandelend arts is verantwoordelijk voor de medische indicatie.
IFU 38910426NL / Rev. 1.02.00 / 02.2018
Functies