Enkel-naalds behandeling
Aangezien de bloedstroom automatisch wordt aangepast in Auto-modus Aan,
kan deze worden verlaagd naar en minimale waarde van 30 ml/min. Om te
voorkomen dat de behandeleffectiviteit minder is door lage bloedstromen:
•
Controleer de actuele bloedstroom met regelmatige tussenpozen tijdens
de therapie,
•
Controleer het behandeld bloedvolume na de therapie.
De actuele bloedstroom wordt altijd weergegeven op het scherm. Het totale
bloedvolume wordt weergegeven op
behandelde bloedvolume te controleren, gebruikt u de trend van
behandeld bloedvolume
die weergegeven wordt op het
Tijdens dialyse
WAARSCHUWING!
Risico voor de patiënt vanwege bloedverlies!
De standaard bewakingsfunctie van de machine kan niet het ontkoppelen of
wegglijden van canules veilig detecteren.
•
Zorg dat de patiënttoegang altijd volledig zichtbaar blijft tijdens therapie.
•
Controleer regelmatig de vaattoegang van de patiënt.
1.
Controleer de niveaus in de arteriële en veneuze kamers. Verander zo
nodig het niveau met behulp van de niveauregeling.
2.
Controleer het fasevolume.
Fasevolume reageert op:
•
wijzigingen in de bloedstroom,
•
wijzigingen in de controledruk,
•
kamerniveaus,
•
drukwisselingen in patiëntaansluiting,
•
stop van de bloedpomp in geval van een alarm.
3.
Wijzig indien nodig het fasevolume in Auto-modus Uit.
Om het fasevolume te wijzigen, kunnen controledrukken CO PA en
CO PV worden ingesteld met bepaalde limieten afhankelijk van de
aansluitvoorwaarden van de patiënt:
Voor
Centrale catheter
Goede fistel
Delicate fistel
Eerste maal aanprikken
IFU 38910426NL / Rev. 1.02.00 / 02.2018
Info
-scherm, icoon
Arteriële controledruk
Veneuze controledruk
CO PA
CO PV
tot -200 mmHg
360 tot 390 mmHg
tot -150 mmHg
300 mmHg
-120 tot -150 mmHg
250 tot 300 mmHg
Dialog iQ
Protocol
. Om het
actueel
Service
-scherm.
217
9