!Tip
Het inbouwframe bij de meeste 2- of 3-zijdige toestellen is nastelbaar. Het inbouwframe laat zich hierdoor goed
aansluiten op de boezem. Het nastellen dient te geschieden voordat het toestel wordt ingebouwd. Na inbouw is
stellen niet meer mogelijk. Voor 2- of 3-zijdige toestellen, die niet nastelbaar zijn, verwijzen wij naar hoofdstuk 5.10
'Aanvullende instructies'.
Ontsteek het toestel niet voordat het volledig gastechnisch, elektrotechnisch en afvoertechnisch is geïnstalleerd,
!Let op
volg eerst de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 7.3.
5.6 Plaatsen boezem
Voor een goede afvoer van de warmte, werking van het toestel en de algehele veiligheid dient er voldoende
ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn.
De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen (ingaand en uitgaand).
Deze zijn essentieel voor de veiligheid en ter voorkoming van overmatige warmteopbouw in de boezem.
!Let op
Bij installatie van een toestel verzonken in de vloer dient rekening te worden gehouden met de minimale
afstanden tot een brandbare vloer. Indien van toepassing wordt hierover meer informatie gegeven vanaf
hoofdstuk 5.10 'Aanvullende instructies'.
•
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor de boezem inclusief de bovenkant van de boezem en
!Let op
het materiaal ín de boezem waaronder de achterwand en de vloer.
•
Het toestel is geen draagconstructie. Voorkom daarom dat het toestel wordt belast met bijvoorbeeld het
gewicht van de boezem.
•
Bij de minimale breedtemaat een gecentreerde plaatsing van het toestel veronderstelt om voldoende
convectie te garanderen.
•
De doorlaat van de, zo hoog mogelijk geplaatste, ventilatieopeningen (uitgaand) staan vermeld in Bijlage 2,
Tabel 2.
•
Indien er geen bedieningsluik in de boezem geplaatst is, dient zo laag mogelijk een luchttoevoer van
minimaal 80 cm
luchttoevoer.
Houd bij het plaatsen van de boezem rekening met (zie Bijlage 3, Afb. 2):
!Let op
•
Bescherming van de componenten en leidingen van de toestelregelunit tegen bouwstof zoals cement en
kalk.
•
Een minimale afstand van 100 mm tussen de bovenkant van de ventilatieopening (uitgaand) en het plafond
van de ruimte. De plaats voor het bedieningsluik: dit moet zo laag mogelijk geplaatst worden.
•
De afmetingen van het bedieningsluik; zie plaatsen bedieningsluik paragraaf 5.7.
•
De plaats van de ventilatieopeningen (V) (uitgaand).
•
De afmeting van de ruit zodat deze geplaatst/verwijderd kan worden na het plaatsen van de boezem.
•
Plaats de sierstrips, kaders en dergelijke zo mogelijk pas na het uitvoeren van de eventuele bouwkundige
werkzaamheden. Voorkom het gebruik van schildersplakband. Indien dit niet mogelijk is: gebruik een goede
kwaliteit schildersplakband en verwijder deze onmiddellijk na de stuc- of schilderwerkzaamheden.
!Tip
Breng de ventilatieopeningen (uitgaand) bij voorkeur aan weerszijden van de boezem aan. Maak hierbij gebruik
van DRU ventilatie-elementen.
Controleer de volgende zaken, voordat de boezem helemaal dichtgemaakt wordt:
•
Is het afvoer- / concentrisch systeem op de juiste manier geplaatst?
•
Zijn de kanalen, de bevestigingsbeugels en evt. klembanden, die later onbereikbaar zijn, geborgd met
parkers?
Ø
Stuc niet op of over de randen van het inbouwframe, omdat:
•
Door de warmte van het toestel scheuren kunnen ontstaan.
•
De ruit niet meer verwijderd/geplaatst kan worden.
Ø
Laat bij toepassing van steenachtige materialen en/of afwerking met stucwerk de boezem vóór ingebruikname
van het toestel minimaal 6 weken drogen ter voorkoming van scheuren.
8
(indien van toepassing)
2
te worden aangebracht. Is dit wel het geval, dan volstaat het bedieningsluik als
I N S T A LLA T I E H A N D L E I D I N G