5.14.2 Verwijderen zijrruit
De zijruiten moeten vervangen worden in geval van een scheur of breuk:
Ø
Verwijder de voorruit; (zie paragraaf 5.14.1);
Ø
Verwijder de schroeven uit de bak rondom de brander en neem deze eruit;
Ø
Draai de moeren van de onderste glasstrip aan de binnenzijde van het toestel enkele slagen los;
Ø
Draai het inbusboutje van de verticale sierstrip eruit;
Ø
Pak de verticale sierstrip aan de bovenzijde vast, kantel de verticale sierstrip en neem deze eruit;
Ø
Draai de parkers van de verticale glasstrip eruit en verwijder de verticale glasstrip;
Ø
Draai de parkers van de bovenglasstip eruit en verwijder de bovenglasstrip;
Ø
Pak de ruit aan de zijkant vast en kantel de bovenkant iets naar u toe;
Ø
Til de ruit en beweeg deze zijwaarts (u bevindt zich nu aan de zijkant van het toestel);
Ø
Kantel de ruit aan de onderzijde naar voren en neem de ruit uit.
5.14.3 Plaatsen ruit
Het plaatsen van de ruit gaat in omgekeerde volgorde van het verwijderen zoals hierboven is beschreven:
•
!Let op
•
•
!Let op
Zorg dat de voorruit volledig aansluit op de zijruit (er mag geen opening ontstaan tussen de zijruit en de voorruit).
Indien de voor- en zijruit niet op elkaar aansluiten:
Ø
Draai de parkers en moeren van de klemstrippen van de zijruit enkele slagen los;
Ø
Schuif de zijruit strak tegen de voorruit aan;
Voorkom dat er afdichtingsband tussen de voor- en zijruit zit (waar de ruiten op elkaar aansluiten).
!Let op
Ø
Draai de parkers en moeren van de klemstippen vast.
5.15 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het toegepaste
afvoersysteem. Daartoe wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/of wordt de luchtinlaatgeleider
verwijderd. De voorwaarden voor toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in Bijlage 2,
Tabellen 4, 5 en 6.
Dit toestel is geschikt voor Powervent®. Voor meer informatie zie de installatiehandleiding van de Powervent®.
5.15.1 Restrictieschuif (R)
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd.
Deze wordt als volgt geplaatst (zie Bijlage 3, afb. 8):
Ø
Draai de 2 voorgemonteerde parkers (U) uit het toestel;
Ø
Plaats de restrictieschuif (R) met de 2 parkers (U). De restrictieschuif (R) valt deels over het gat van de uitlaatpijp,
zet de parkers (U) niet vast;
!Let op
Bij bevestiging moet de pijl op de restrictieschuif van u af wijzen.
Ø
Stel de stand van de restrictieschuif (R) in met behulp van situaties B t/m E in Bijlage 2, Tabel 6. De letter van de
stand op de restrictieschuif komt overeen met de letter van de situatie in Tabel 6;
Ø
Zorg ervoor dat de punt van de driehoek behorende bij de door u gewenste stand en het midden van de parker
exact in één lijn liggen;
Ø
Draai de 2 parkers (U) vast.
5.15.2 Luchtinlaatgeleider (L)
Achterin het toestel onder de plaat rondom de brander is de luchtinlaatgeleider (L) geplaatst. De
luchtinlaatgeleider is te bereiken door de plaat rondom de brander te verwijderen. Bij levering is de
luchtinlaatgeleider geplaatst.
Ga bij het verwijderen van de luchtinlaatgeleider als volgt te werk (zie Bijlage 3, afb. 9):
Ø
Draai de parkers uit de plaat rondom de brander (B) en verwijder de plaat;
Ø
Verwijder de parkers van luchtinlaatgeleider en neem de luchtinlaatgeleiders uit het toestel.
Plaats de parkers terug in het toestel.
!Let op
Ø
Plaats de plaat rondom de brander (B) terug en zet de plaat vast met de parkers.
14
Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de ruit omdat deze inbranden;
Draai de parkers niet te vast ter voorkoming van afbreken en/of doldraaien: vast=vast;
Plaats de ruit met het logo rechtsonder.
I N S T A LLA T I E H A N D L E I D I N G