4. Verwijder de lampinrichting door deze achteruit, uit
de lampbehuizing te trekken.
5. Plaats een nieuwe lamp in de behuizing. Houd de
nieuwe lamp vast met een tissue om te voorkomen
dat het oppervlak verontreinigd raakt.
6. Zet de lamp vast door de borgring te monteren.
Draai de ring een kwartslag rechtsom om deze vast
te zetten.
7. Plaats de rubberen huls over de ring en de lamp.
8. Sluit de gloeilamp aan op de kabelboom.
Koplamp vervangen
Als u de koplamp verwijdert of vervangt, moet u de
kabelboom naar de gloeilamparmatuur losmaken als de
gloeilamp ook moet worden verwijderd.
1. Verwijder de snelklemmen en ringen waarmee de
koplamp is bevestigd. Bewaar alle onderdelen.
2. Verwijder de koplamp door deze naar voren door de
opening in de voorbumper te trekken (Figuur 30).
3. Monteer de nieuwe koplamp via de opening
in de bumper (Figuur 30). Zorg ervoor dat de
afstelpennen op één lijn zijn met de openingen in de
montagebeugel in de bumper.
4. Zet de koplamp vast met de ringen en de
snelklemmen die u eerder hebt verwijderd.
5. Bevestig de koplamp aan de kabelboom die u eerder
hebt verwijderd.
6. Verstel de koplampen om de lichtbundel in de
gewenste stand te zetten.
Koplampen afstellen
Ga als volgt te werk om de stand van de koplampen af
te stellen als een koplamp is vervangen of verwijderd.
1. Draai het contactsleuteltje op AAN en ontsteek de
koplampen.
2. Gebruik de bevestigingen van de koplampen om
deze te draaien en zet de lichtbundel de gewenste
stand.
Onderhoud
aandrijfsysteem
De banden controleren
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
Om de 100 bedrijfsuren
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals
een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band
of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning
verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie
van de banden controleren.
Controleer of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai
de wielmoeren vast met een torsie van 61–88 Nm.
Toespoor en vlucht voorwielen
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode
aan)—Toespoor en vlucht van
voorwielen controleren.
Belangrijk: Om deze procedure uit te voeren,
moet u toolnr. TORO6010 aanschaffen bij uw Toro
verdeler
Het toespoor dient 0-6 mm te bedragen en de vlucht
0+1/2 graden, d.w.z. de onderkant van de velgen is 2,3
mm meer naar binnen gericht dan de bovenkant, met de
volgende parameters:
• Controleer de bandendruk en zorg ervoor dat de
banden vooraan tot 12 psi (82 kPa) gepompt zijn.
• Leg ofwel een gewicht op de bestuurdersstoel dat
overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de
bestuurders die met de machine zullen werken, of
laat een bestuurder plaatsnemen op de stoel. Het
gewicht of de bestuurder dienen gedurende de hele
procedure op de stoel te blijven.
• Rol op een vlakke ondergrond het voertuig 2 tot 3
meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit
naar de plaats waar u vertrok. De ophanging bevindt
zich nu in de bedrijfsstand.
• Meet het toespoor met de wielen recht vooruit.
1. Om de vlucht te meten, plaatst u een rechte hoek op
de grond met de verticale zijde tegen het oppervlak
van de band (Figuur 31).
32