2.3.2
Onderste tank
In de onderste tank werkt de warmtepomp om warmte aan de
verwarmingskring te leveren.
De bediening van de warmtepomp is van het zogeheten flexibele-
condensatietype. De onderste tank daalt echter nooit tot onder de laagste
ingestelde temperatuur.
Bij flexibele condensatie-bediening verwarmt de warmtepomp tot de
vereiste temperatuur voor de verwarmingskring. Deze temperatuur
verschilt afhankelijk van de buitentemperatuur en van welke ingestelde
helling (aanpassing van de warmtecurve van het huis) is gekozen. Als er een
ruimtevoeler is geïnstalleerd, heeft dit invloed op de gewenste temperatuur
van het systeem. In de lente en de herfst, wanneer het niet zo koud buiten
is, is er een lagere temperatuur nodig voor de verwarmingskring, maar in
de winter en de zomer is een hogere temperatuur nodig om de gewenste
binnentemperatuur te behouden.
Besparingen van een warmtepomp zijn rechtstreeks gekoppeld aan de COP-
waarde. COP betekent de output gedeeld door het geleverde vermogen. COP
4 betekent daarom bijvoorbeeld dat de warmtepomp 4 kW levert en 1 kW
4
1 = 4
gebruikt (
).
Hoe lager de temperatuur is die de warmtepomp moet produceren, hoe hoger
de COP-waarde die wordt verkregen van de warmtepomp omdat dit een
gunstiger werking is voor de compressor.
Daarom verwarmt de warmtepomp alleen tot de temperatuur in de onderste
tank die nodig is voor de verwarmingskring. Dit bespaart de levensduur van de
compressor en optimaliseert de zuinige werking. De elektrische weerstand, dit
in de fabriek geïnstalleerd is in de onderste tank, is geblokkeerd zolang als de
warmtepomp werkt.
De elektrische weerstand wordt alleen gebruikt als de warmtepomp om enige
reden is geblokkeerd.
Zie ook de sectie "Onderste tank" in het hoofdstuk "Gedetailleerde
menubeschrijvingen" (Installateur/Instellingen/Onderste tank) en het hoofdstuk
"SWW".
2.3.3
Meer dan één warmtepomp
Als er meer dan één warmtepomp is geïnstalleerd, zijn warmtepompen twee
en drie alleen op de onderste tank aangesloten.
Slechts één van de warmtepompen wisselt af tussen SWW en verwarming.
2.3.4
Prioriteitstelling van de werking van de
warmtepomp
Als het product twee of meer warmtepompen met verschillende
afmetingen bestuurt, worden de aangesloten warmtepompen verdeeld in
twee categorieën: kleine of grote warmtepompen. Door de beschikbare
warmtepompen te verdelen in twee verschillende groottecategorieën, is
het mogelijk om het vermogen in kleine stappen te veranderen om een
modulerende werking te verkrijgen.
Als er bijvoorbeeld meer vermogen nodig is, wordt er een grote warmtepomp
ingeschakeld wanneer er een kleine warmtepomp wordt uitgeschakeld en
omgekeerd wanneer het vermogen wordt verminderd. Zowel in de kleine als
in de grote groep krijgt wederzijdse warmtepompwerking prioriteit volgens de
verzamelde werkingstijd.
Bij het combineren van verschillende types warmtepompen, krijgen
lucht/water- en aardwarmtepompen prioriteit op basis van de actuele
buitentemperatuur.
14
CTC EcoZenith i555 Pro
8 kW
12 kW
17 kW
17 kW
In het bovenstaande voorbeeld worden
8 kW en 12 kW geclassificeerd als klein,
terwijl de twee machines van 17 kW worden
geclassificeerd als groot.
8 kW
12 kW
17 kW
17 kW
17 kW
17 kW
In het bovenstaande voorbeeld worden
8 kW en 12 kW geclassificeerd als klein,
terwijl de vier machines van 17 kW worden
geclassificeerd als groot.