Raadpleeg het Windows- en Bluetooth-helpinformatiesysteem voor meer informatie.
De NFC-apparaten gebruiken
Afhankelijk van het model is uw computer mogelijk van de NFC-functie (Near Field Communication)
voorzien. NFC (near field communication) is een draadloze communicatietechnologie met kort bereik en
hoge frequentie. Door gebruik te maken van de NFC-functie kunt u de radiocommunicatie tussen de
computer en een ander NFC-apparaat (op een paar centimeter afstand) tot stand brengen. Sommige
Lenovo-apps gebruiken de NFC-functie.
In dit gedeelte vindt u de basisinstructies voor het koppelen van uw computer met een NFC-apparaat.
Raadpleeg de documentatie bij het NFC-apparaat voor meer informatie over gegevensoverdracht.
Attentie:
• Raak, voor u de NFC-kaart vastpakt, eerst een metalen tafel of een geaard metalen voorwerp aan. Anders
kan de kaart beschadigd raken door de statische elektriciteit van uw lichaam.
• Als u gegevens overbrengt, plaats uw computer of smartphone met NFC-functie dan niet in de slaapstand;
anders kunnen uw gegevens beschadigd raken.
De computer met een NFC-kaart koppelen
De computer met een smartphone met NFC-functie koppelen
De NFC-functie inschakelen
De NFC-functie is standaard ingeschakeld. Ga als volgt te werk om de NFC-functie in te schakelen, als de
NFC-functie niet is ingeschakeld:
• Windows 7:
1. Start het programma ThinkPad Setup. Zie 'Menu Security' op pagina 83.
2. Selecteer Security ➙ I/O Port Access.
3. Stel de optie NFC device in op Enabled.
• Windows 10:
Zorg er voordat u begint voor dat de kaart in NDEF-indeling
(NFC Data Exchange Format) is, anders kan de kaart niet worden
gedetecteerd. Daarna doet u het volgende:
1. Plaats de kaart dicht boven het NFC-label zoals afgebeeld.
Breng de korte rand van de kaart op één lijn met de horizontale
extensielijn voor het midden van het NFC-label.
2. Verplaats de kaart langzaam in de richting naar het
computerscherm, binnen een afstand van 0,5 cm. Houd de
kaart vervolgens gedurende enkele seconden vast totdat u de
melding krijgt dat de kaart is gedetecteerd.
Controleer voor u begint of het smartphonescherm naar boven is
gericht. Daarna doet u het volgende:
1. Plaats de smartphone dicht boven het NFC-label zoals
afgebeeld. Breng de korte rand van de smartphone op één
lijn met de horizontale extensielijn voor het midden van het
NFC-label.
2. Verplaats de smartphone langzaam in de richting van het
computerscherm, binnen een afstand van 3 cm. Houd de
smartphone vervolgens gedurende enkele seconden vast totdat
u de melding krijgt dat de smartphone is gedetecteerd.
.
Hoofdstuk 2
De computer gebruiken
47