15.4 Zonnecollectoren*
Zonnecollectoren kunnen worden aangesloten op de verwarmingsbuffer, het
SWW-systeem en het gesteente/aardwarmtecircuit via driewegkleppen.
Wanneer de temperatuur stijgt en het temperatuurverschil tussen de
zonnecollectoren en de SWW-tank groter wordt dan 7°C (fabrieksinstelling),
start de laadpomp en brengt de zonnewarmte over naar het SWW-systeem. De
pomp met snelheidsregeling regelt het debiet zodat er altijd een temperatuur
wordt geleverd van ten minste 7°C hoger. Dit betekent dat als het vermogen
van de zonnecollectoren toeneemt, de laadpomp het debiet zal verhogen,
en als het vermogen van de zonnecollectoren afneemt, de laadpomp het
debiet zal beperken. Wanneer de temperatuur van de SWW-tank stijgt of
de zonnecollectoren dalen in temperatuur en het temperatuurverschil 3°C
wordt (fabrieksinstelling), stopt het laden en start niet opnieuw voordat de
temperatuur ten minste 7 C hoger is dan in de SWW-tank.
Als zowel de SWW-tank als de verwarmingsbuffer zijn gedefinieerd,
krijgt de SWW-tank prioriteit. Er wordt eerst geladen naar de SWW-tank;
zodra het ingestelde setpoint is bereikt, schakelt het laden over naar de
verwarmingsbuffer. Het laden gaat door totdat er behoefte aan SWW ontstaat
of totdat het ingestelde setpoint is bereikt.
Er zijn beveiligingsfuncties voor de zonnecollectoren/de collector (zie het
menu"Installateur/Instellingen/zonnecollectoren/Beveiliging collector").
Warmtewisselaars en pompen (G32) hoeven niet op het zonne-energiecircuit
te worden geïnstalleerd als er al een lus bestaat in de aangesloten SWW-/
verwarmingstank.
50
Zonnecollectoren
*Geldt als het accessoire CTC Expansion
geïnstalleerd is.