15.1.1.4 Druk-/niveauschakelaar
In sommige gevallen is er extra bescherming nodig vanwege plaatselijke
vereisten of bepalingen. In sommige gebieden moet het systeem bijvoorbeeld
worden geïnstalleerd binnen een waterwingebied.
De druk/niveauschakelaar wordt aangesloten op de klemmenstrook K22/
K23/K24/K25 en wordt vervolgens gedefinieerd in het menu Installateur/
Definieer/Def. Warmtepomp". Als er een lek is, stoppen de compressor en de
captatiepomp en verschijnt het alarm Debiet-/niveauschakelaar op het display.
15.1.1.5 Laadpomp met snelheidsregeling
Elke aangesloten warmtepomp moet een afzonderlijke laadpomp hebben die
samen met zijn respectievelijke warmtepomp start en stopt . Als de laadpomp
snelheidsregeling heeft, wordt het debiet automatisch ingesteld zonder
aanpassing via de regelklep.
In de verwarmingskring werkt de laadpomp naar een vast verschil tussen
aanvoer en retour van de warmtepomp toe.
Als er geen laadpomp met snelheidsregeling is geïnstalleerd, kan het debiet
handmatig worden aangepast in overeenstemming met de handleiding van
de warmtepomp. Het verschil tussen inkomend en uitgaand water uit de
warmtepomp is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden door het jaar heen.
Wanneer de buitentemperatuur lager is dan +2°C, moet de laadpomp
starten om tegen vorst te beschermen in gevallen waarin een lucht/water-
warmtepomp is geïnstalleerd. Een laadpomp met snelheidsregeling werkt
alleen met 50% van de maximale capaciteit. Dit zorgt voor meer besparingen
op de werking van de laadpomp. Bovendien zijn de warmteverliezen minder
vergeleken met een laadpomp met een vaste snelheid.
15.2 SWW
SWW-water kan van warmtepompen, zonnecollectoren en additionele
warmtebron naar een separate SWW-tank worden gestuurd.
Het benodigde SWW-comfort wordt ingesteld in menu "SWW". In dit
hoofdmenu kan men hogere watertemperaturen programmeren op bepaalde
tijden van de dag.
De in de fabriek ingestelde stoptemperatuur is 55°C (fabrieksinstelling voor
"Programma SWW Normaal") in de warmwatertank. Als er SWW-water wordt
gebruikt en de temperatuur in de tank daalt tot 5°C onder de stoptemperatuur,
start de warmtepomp en brengt deze de watertemperatuur naar de ingestelde
stoptemperatuur.
De stoptemperatuur wordt aangepast aan de SWW-behoeften en het
geïnstalleerde warmtepompmodel.
48