16.9.7 Instellingen Zonnecollectoren*
dT max zon °C
Als het temperatuurverschil tussen de zonnecollectoren
en de SWW-tank de ingestelde waarde overschrijdt, moet
de laadpomp op de zonnecollectoren (G30) beginnen met
de productie van SWW voor de SWW-tank.
dT min zon °C
Als het temperatuurverschil tussen de zonnecollectoren
en de SWW-tank de ingestelde waarde bereikt, moet de
laadpomp op de zonnecollectoren (G30) stoppen.
Min snelheid pomp %
De minimale toegestane snelheid (tpm) voor de
circulatiepomp (G30) wordt hier ingesteld.
Max ketel °C
De maximaal toegestane temperatuur in de ketel. Opladen
van de ketel stopt zodra de ingestelde temperatuur is
bereikt.
Van toepassing op Systeemtype 1.
Max SWW-tank °C
De maximaal toegestane temperatuur in de SWW-tank.
Het opladen stopt zodra de ingestelde temperatuur is
bereikt.
Max buffertank °C
De maximale temperatuur in de verwarmingsbuffer. Het
opladen stopt zodra de ingestelde temperatuur is bereikt.
Max bodemmedium °C
Instelling voor maximaal toegestane captatietemperatuur.
Het opladen met zonne-energie van het boorgat stopt
wanneer deze waarde is bereikt.
Let op! Dit moet niet worden aangepast zonder overleg
met uw installateur.
dT max bodem °C
Instelling voor startvoorwaarden voor zonne-
energieoplading van bodem. Geeft het
temperatuurverschil aan (zonnecollectoren-bodem),
waarbij het laden begint.
dT min bodem °C
Instelling voor stopvoorwaarden voor zonne-
energieoplading van bodem. Geeft het
temperatuurverschil aan (zonnecollectoren-bodem),
waarbij het laden stopt.
Zonnetest tank (min)
(Alleen gebruikt als er vacuümzonnecollectoren zijn
gedefinieerd.) Bij het opladen van de bodem, wordt er
eens in de 30 minuten overgeschakeld naar opladen van
de tank om na te gaan of het laden van de tank mogelijk
is. De test wordt uitgevoerd op het ingestelde tijdsinterval.
Als er voldoende temperatuur wordt verkregen, wordt het
laden van de tank voortgezet; anders schakelt het systeem
weer over op het opladen van het gesteente.
100
7 (3...30)
3 (2...20)
30 (30...100)
85 (10...95)
Menu: "Installateur/Instellingen/Zonnecollectoren".
85 (10...95)
85 (10...95)
18 (1...30)
Test interval min
Bepaalt de frequentie waarmee de Zonne-energie-
testfunctie moet worden uitgevoerd. Met 0 als de
ingestelde waarde, wordt de zonne-energietest
doorlopend uitgevoerd.
Wintermode
Deactiveer de functie "Zonne-energie test tank min". "Uit"
60 (3...120)
betekent uitsluitend opladen boorgat.
Debiet l/min
Het debiet dat door de zonnecollectoren circuleert, moet
hier vermeld worden. (Dit kan worden afgelezen van de
debietmeter in de systeemeenheid.) Het debiet moet
30 (1...118)
worden gelezen als de pomp G30 draait op 100%.
LET OP: Het is belangrijk dat de waarde correct is omdat
het debiet wordt gebruikt als basis voor het berekenen
van het vermogen en de cumulatieve energie. Onjuiste
debieten zullen daarom tot onjuiste waarden in deze
4 (1...20)
parameters leiden.
Bescherming collector
Kijk in het hoofdstuk "Instellingen
Zonnecollectorbeveiliging" hieronder.
*Geldt als het accessoire CTC Expansion geïnstalleerd is.
30 (0...180)
Uit (Uit/Aan)
6,0 (0,1...50,0)