Informatie voor beheerders
4. Selecteer voor elk item een waarde.
❏ Codeersterkte
Selecteer de sterkte van de versleuteling.
❏ HTTP omleiden naar HTTPS
Selecteer Inschakelen of Uitschakelen. De standaardwaarde is Inschakelen.
❏ TLS 1.0
Selecteer Inschakelen of Uitschakelen. De standaardwaarde is Uitschakelen.
❏ TLS.1.1
Selecteer Inschakelen of Uitschakelen. De standaardwaarde is Uitschakelen.
❏ TLS.1.2
Selecteer Inschakelen of Uitschakelen. De standaardwaarde is Inschakelen.
5. Klik op Volgende.
Er wordt een bevestiging weergegeven.
6. Klik op OK.
De printer wordt bijgewerkt.
Gerelateerde informatie
"Toepassing voor het configureren van printerbewerkingen (Web Config)" op pagina 154
&
Een servercertificaat voor de printer configureren
1. Voer in een browser het IP-adres van de printer in om Web Config te openen.
Voer het IP-adres van de printer in op een computer die met hetzelfde netwerk is verbonden als de printer.
U vindt het IP-adres van de printer in het volgende menu.
Instel. > Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Netwerkstatus > Status vast netwerk/Wi-Fi
2. Voer het beheerderswachtwoord in om in te loggen als beheerder.
3. Selecteer opties in de volgende volgorde.
Tabblad Netwerkbeveiliging > SSL/TLS > Certificaat
4. Geef bij Servercertificaat op welk certificaat u wilt gebruiken.
❏ Zelfondertekend certificaat
Er is door de printer een zelfondertekend certificaat gegenereerd. Selecteer dit certificaat als u geen
certificaat gebruikt dat door een CA is ondertekend.
❏ CA-ondertekend Certificaat
Als u een door een CA ondertekend certificaat ophaalt en importeert, kunt u dit opgeven.
5. Klik op Volgende.
Er wordt een bevestiging weergegeven.
>
Geavanceerde beveiligingsinstellingen
213
>
SSL/TLS-communicatie met de printer