3
Opmerking
Nadat u de envelop heeft afgedrukt, dient u de fuserhendels weer naar beneden te verplaatsen.
4
Enveloppen vanuit een programma afdrukken
1
2
3
4
VOORZICHTIG
Verwijder of plaats geen enveloppen tijdens het afdrukken om het vastlopen van papier te
voorkomen.
5
6
7
8
VOORZICHTIG
Als u de fuserhendels niet terugplaatst naar de lage stand voor standaardpapiersoorten, kan dit
leiden tot een slechte afdrukkwaliteit.
58 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Zoek de twee blauwe hendels en breng deze omhoog.
Sluit de linkerklep.
Plaats de enveloppen in de optionele lade 1.
In het programma of in de printerdriver selecteert u de optionele lade 1 als bron.
Selecteer het juiste type en formaat envelop. Zie
www.hp.com/support/lj9050_lj9040
Wanneer uw programma niet automatisch enveloppen opmaakt, geeft u "Staand" op als
afdrukstand.
Stel de marges tenminste in op 15 mm vanaf de rand van de envelop. Voor de beste
afdrukkwaliteit stelt u de marges in voor een retour- en verzendadres (er zijn standaard
adresmarges beschikbaar voor #10- of DL-enveloppen). Voorkom het afdrukken op het
gebied aan de achterzijde van de envelop waar de drie achterflappen samenkomen.
Zie
Papier opgeven om op af te drukken
naar www.hp.com/support/lj9050_lj9040.
Selecteer de standaarduitvoerlade als uitvoerlocatie. Wanneer u enveloppen afdrukt naar de
stapelaar, de stapelaar/nietmachine of de multifunctionele afwerkeenheid, verlaten deze de
printer via de bak voor afdrukzijde naar boven van het accessoire.
Wanneer u klaar bent met afdrukken, plaatst u de fuserhendels terug naar beneden.
Papierspecificaties
voor envelopspecificaties.
voor afdrukken per soort en formaat papier, of ga
of ga naar
NLWW