6500-2
Gebruiksaanwijzing
Snelle of standaardtestmodus
In de standaardtestmodus toont de tester tijdens het testen hulpinformatie. In de
sneltestmodus wordt deze informatie waar mogelijk weggelaten om tijd te sparen. Zie
ook Testmodus: Standaard of Snel op pagina 14.
Snelle of standaardmodus kiezen:
1. Druk op om het instelmenu te openen.
2. Gebruik om de optie FAST MODE (snelle modus) te markeren.
3. Druk op om het menu te openen.
4. Voer de toegangscode in, bijv. (fabrieksinstelling).
5. Druk op om de toegangscode te bevestigen.
6. Druk op om de testmodus te kiezen.
Autotest maken/bewerken
De tester wordt met in de fabriek voorgeprogrammeerde automatische tests (autotests)
geleverd, zie pagina 14 voor meer informatie. U kunt nieuwe autotests (max. 50) maken
en de door u gemaakte autotests bewerken.
Autotests maken of bewerken:
1. Druk op om het instelmenu te openen.
2. Gebruik om de optie AUTO-TEST (automatische test) te markeren.
3. Druk op om het menu te openen.
4. Voer de toegangscode in, bijv. (fabrieksinstelling).
5. Druk op om de toegangscode te bevestigen.
In de volgende stap moet u een 3-cijferig autotest-nummer invoeren:
•
•
•
10
Voer een nieuw autotestnummer in om een nieuwe eigen autotest te maken (gebruik
nummers van 100 t/m 999, zie de tabellen 8 en 9 voor gereserveerde nummers).
Voer het nummer van een in de fabriek ingestelde autotest in om er een kopie van te
maken, en om deze te wijzigen en op te slaan als uw eigen nieuwe autotest. Zie de
tabellen 8 en 9 voor de in de fabriek voorgeprogrammeerde tests.
Voer het nummer voor een eigen autotest in om deze test te bewerken.