Uitparkeermonitor
Controleert bij het achteruitrijden het gebied rondom de achterhoeken met behulp van de
radarsensoren en waarschuwt als een naderend voertuig wordt gedetecteerd in het gebied
rondom een van de achterhoeken.
Het systeem is vooral handig wanneer u achteruit uit een parkeerruimte wilt wegrijden.
■
Hoe het systeem werkt
Radarsensoren: Onder de hoeken
a
van de achterbumper
Wanneer een voertuig wordt gedetecteerd dat nadert vanuit een van de achterhoeken,
waarschuwt de uitparkeermonitor u met een zoemer en een visuele waarschuwing.
Het systeem detecteert geen voertuigen die direct van achteren naderen en geeft geen
waarschuwingen voor een gedetecteerd voertuig dat direct achter uw voertuig rijdt.
Het systeem geeft geen waarschuwingen voor een voertuig dat van uw voertuig wegrijdt en
het kan waarschuwen voor voetgangers, fietsen of stilstaande objecten.
* Niet beschikbaar op alle modellen
*
Het systeem wordt ingeschakeld wanneer:
•
De voedingsmodus op AAN staat.
•
De uitparkeermonitor is ingeschakeld.
2 Uitparkeermonitor aan en uit BLZ. 520
•
De transmissie in de stand
•
De snelheid van uw voertuig 5 km/h of
langzamer is.
uuUw voertuig parkerenuUitparkeermonitor
1Uitparkeermonitor
De uitparkeermonitor kan niet alle naderende
voertuigen detecteren en detecteert mogelijk
een naderend voertuig helemaal niet.
U dient voordat u achteruit rijdt visueel te
controleren of het veilig is om achteruit te rijden.
Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot een
botsing.
Vertrouw bij het achteruitrijden niet alleen op
(
R
staat.
het systeem; gebruik ook altijd uw spiegels en
kijk achter en aan de zijkanten van het voertuig
voordat u achteruit gaat rijden.
Onder de volgende omstandigheden detecteert de
uitparkeermonitor een naderend voertuig mogelijk niet of
met vertraging of wordt u gewaarschuwd zonder dat er een
voertuig nadert:
•
Een obstakel, zoals een ander voertuig of een muur, in de
buurt van de achterbumper van uw voertuig, blokkeert het
bereik van de radarsensor.
•
De snelheid van uw voertuig is ongeveer 5 km/h of hoger.
•
Een voertuig nadert met een andere snelheid dan tussen
ongeveer 10 km/h en 25 km/h.
•
Het systeem neemt externe interferentie waar zoals de
radarsensoren van een ander voertuig of vangt sterke
radiogolven op van een locatie in de buurt.
WORDT VERVOLGD
*
LET OP
3
*
517