Servicemenu
Menupunt
Instelbereik
Warmtebron
Boorl.
Bodem
Grondw.
Afvoerlucht
Aan/uit-hysteresis
Standalone bedrijf
Ja
Nee
Pompen
Externe aansluitingen
Zekeringgrootte
16 ... 32 A
Handmatig ontdooien
Uit
aan
Smart Grid
Fotovoltaïsche installatie
Tabel 13 Instellingen in het menu warmtepomp
5.1.1
De instellingen voor de hysteresis
De warmtepomp gaat vanaf een bepaalde temperatuur over in cv-bedrijf
of in koelbedrijf. Om het aantal omschakelingen van de bedrijfsmodus
van de warmtepomp te verminderen, kunnen de grenswaarden in het
Menupunt
Instelbereik
Verwarmen
10 ... 30 ... 100 K × min
Koelen
10 ... 20 ... 100 K × min
Tabel 14 Instellingen voor de pompen in de warmtepomp
5.1.2
Instellingen voor de cv-pompen
De cv-pomp transporteert het opgewarmde water uit de condensator
naar de boiler in het buffervat of direct naar het cv-systeem. Wanneer
Menupunt
Instelbereik
Bedr.mod. prim. cv-pomp
Automatisch
Aan
Temp.vers. TC3/TC0 verw
3 ... 15 K
Temp.vers. TC3/TC0 Koelen 2 ... 10 K
Bedr.modus brijnpomp
Automatisch
Constant
Brijnp.aan in koelbedr.
Ja
Nee
Tempver. TB0/TB1 verw.
3 ... 10 K
Tempver. TB0/TB1 Koelen
2 ... 10 K
Min. brijntemp.inlaat
-10 ... 0 °C
Max. brijntemp. Aanvoer
0 ... 40 °C
Min. brijntemp. afvoer
-10 ... 0 °C
Max. brijntemp. afvoer
0 ... 40 °C
Tabel 15 Instellingen voor de pompen in de warmtepomp
5.1.3
Instellingen voor de externe aansluitingen van de warmte-
pomp
In dit menu worden de 4 externe aansluitingen (bij Split-lucht/water-
warmtepomp zijn alleen 1 en 4 beschikbaar) van de warmtepomp ge-
configureerd. Om de instellingen voor een externe aansluiting te wijzi-
gen, moet eerst het menu voor de externe aansluiting worden geopend.
Er bestaan meerdere keuzemogelijkheden, zoals bijvoorbeeld Warm-
waterbedr. blokk. en CV-bedrijf blokkeren tegelijkertijd op aan einge-
stellt. Afhankelijk van de opbouw van de installatie, is de keuze van
warmtepomp 1 of 2 nodig.
14
Omschrijving
In de bodem wordt de energie uitgewisseld via aardwarmtesonden in diep geboorde gaten.
In de grond wordt de energie uitgewisseld via vlakke collectoren op geringe diepte.
De energie wordt uitgewisseld via het grondwater.
De energie wordt uitgewisseld via de afvoerlucht.
( hoofdstuk 5.1.1)
De warmtepomp is uitgeschakeld. Warmteproductie vindt alleen via de bijverwarming plaats.
Warmteproductie vindt via de warmtepomp en bijverwarming plaats.
( hoofdstuk 5.1.2)
( hoofdstuk 5.1.3)
De installatie moet met een zekering zijn uitgevoerd. Het type van de geïnstalleerde zekering moet hier wor-
den ingesteld (16 | 20 | 25 | 32 A).
De verdamper wordt automatisch ontdooit.
De warmtepomp gaat in bedrijf, om de verdamper te ontdooien.
( hoofdstuk 5.1.4)
( hoofdstuk 5.1.5)
Omschrijving
Via deze instelling wordt de warmtepomp gestart, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur met de ingestelde waarde on-
der de ingestelde aanvoertemperatuur ligt. De warmtepomp gaat weer uit, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur met
de ingestelde waarde boven de ingestelde aanvoertemperatuur ligt.
Via deze instelling wordt de warmtepomp uitgeschakeld, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur met de ingestelde waar-
de onder de ingestelde aanvoertemperatuur ligt. De warmtepomp gaat weer aan, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur
met de ingestelde waarde boven de ingestelde aanvoertemperatuur ligt.
Omschrijving
De cv-pomp is in bedrijf, wanneer de compressor draait. Wanneer de compressor uit is, is de pomp ook uit.
De cv-pomp draait permanent.
Toegestane temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van de warmtepomp in cv-bedrijf.
Toegestane temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van de warmtepomp in koelbedrijf.
De brijnpomp is in bedrijf, wanneer de compressor draait. Wanneer de compressor uit is, is de pomp ook
uit.
De brijnpomp draait constant.
De brijnpomp draait, wanneer de warmtepomp in koelbedrijf is.
De brijnpomp draait niet, wanneer de warmtepomp in koelbedrijf is.
Gewenste temperatuurverschil tussen brijnaanvoer en retour van de warmtepomp in cv-bedrijf.
Gewenste temperatuurverschil tussen brijnaanvoer en retour van de warmtepomp in koelbedrijf.
Minimale temperatuur van de brijn bij de toevoer naar de warmtepomp
Maximale temperatuur van de brijn bij de toevoer naar de warmtepomp
Minimale temperatuur van de brijn bij de afvoer uit de warmtepomp
Maximale temperatuur van de brijn bij de afvoer uit de warmtepomp
menu Aan/uit-hysteresis met een schakelverschil worden ingesteld.
Dit geeft aan, met hoeveel graden en hoe lang de grenswaarde moet zijn
over- of onderschreden, voordat de betreffende bedrijfsmodus wordt
geactiveerd (alleen voor A/W Split).
meer dan één warmtepomp zijn geïnstalleerd, is de keuze van
warmtepomp 1 of 2 nodig.
De menupunten EVU blokkeertijd 1 aan (...3) zijn al-
leen in menu Externe aansluiting 1 beschikbaar.
Wanneer een van de menupunten Externe aansluiting
1 > EVU blokkeertijd 1 aan (...3) op "Aan" wordt inge-
steld, wordt de Smart-Grid functie automatisch voor de
externe aansluiting 4 geactiveerd en het menu Externe
aansluiting 4 wordt niet langer instelbaar.
HPC 400 – 6 720 822 133 (2017/10)